.
 

Archieven> N°73 > artikel
<< previous next >>

Prebiotica en mineralen: hoop en onbekenden

In het licht van recente studies bij de mens zijn er meer en meer aanwijzingen dat prebiotica een gunstige invloed hebben op de absorptie van mineralen. Bijkomend onderzoek is evenwel noodzakelijk om prebiotica onomstootbaar als functionele voedingsmiddelen te aanzien met betrekking tot de preventie van osteoporose.

Door Nicolas Rousseau

" HEALTH & FOOD " nummer 73, Okt/Nov 2005

het artikel drukken

Het is wellicht onnodig er nogmaals op te wijzen hoe belangrijk de inname van calcium is, doorheen alle levensstadia, om een gezond beenderstel te verkrijgen en te behouden. Een van de denkpistes die moet bekeken worden om de calciumstatus te verbeteren is na te gaan hoe de opname van dit mineraal kan verbeterd worden. In dit verband dringen er zich een aantal kandidaten op, meer bepaald uit de familie van de niet opneembare koolhydraten en in het bijzonder een prebioticum : het inuline, een extract uit de wortel van cichorei.

Laat het calcium maar komen!

De opname van calcium in het lichaam gebeurt hoofdzakelijk via twee werkingsmechanismen : een actief transcellulair transport, maar dit is verzadigbaar en een passief paracellulair transport dat onverzadigbaar is. Enkele studies uitgevoerd bij dieren en enkele zeldzame studies bij mensen wijzen op een positief effect van lactulose, lactose, mannitol, zetmeel, pectine galacto-oligosacchariden en fructanen van het type inuline op de opname van calcium. De meest bemoedigende resultaten bij de mens werden verkregen met de aanwezigheid van fructanen en, in mindere mate, met galacto-oligosacchariden. In verband met deze laatste groep blijkt uit de belangrijkste studie dienaangaande uitgevoerd (1) dat de transgalacto-oligosacchariden de opname van calcium bij de menopauzale vrouw met 16 % kunnen doen stijgen. Dit resultaat is bijzonder veelzeggend, wetend dat slechts 25 tot 35 % van het calcium aanwezig in de voeding opgenomen wordt en dat deze opname daalt met de leeftijd.

Een zure fermentatie

De onderliggende mechanismen verantwoordelijk voor deze verbeterde opname zijn weliswaar nog niet volledig uitgeklaard. Verschillende hypothesen worden vooropgesteld. De eerste berust op een bacteriële fermentatie van de prebiotica in het colon waardoor korte vetzuurketens (butyraat, propionaat, acetaat) ontstaan die op hun beurt de pH in het darmlumen doen dalen. Deze toegenomen zuurtegraad verhoogt de oplosbaarheid van het calcium waardoor het penetreren in de colonocyten bevorderd wordt. Een tweede hypothese berust op het trofisch effect van de niet verteerbare koolhydraten op de darmmucosa. Het butyraat bijvoorbeeld is een bevoorrecht substraat van de colonocyten die ze in aantal doet toenemen waardoor theoretisch de opnameoppervlakte in de darm toeneemt. Andere verklaringen vormen nog volop onderwerp van onderzoek. Zo wordt gedacht aan een werking ter hoogte van de “tight junctions” en de paracellulaire absorptie, verder ook een ionisch uitwisselingsmechanisme, tot zelfs een modulerende rol bij het actief transport van calcium, waarbij ook vitamine D een rol speelt.

Slechts enkele geprivilegieerden

Tot op heden werd voornamelijk experimenteel onderzoek verricht en dan nog hoofdzakelijk toegepast op dieren. Een recent nieuw ontworpen techniek om de calciumopname bij de mens te meten moet toelaten beter de invloed van niet verteerbare koolhydraten en prebiotica op de opname van mineralen in kaart te kunnen brengen. De techniek meet de verdeling van stabiele isotopen in het lichaam, een techniek die momenteel zeer intensief wordt onderzocht. Met de huidige kennis van zaken kan gesteld worden dat een verhoogde mineralenopname slechts betrekking heeft op enkele mineralen : in de eerste plaats op calcium en magnesium, in mindere mate ook op zink, koper en mangaan. Bepaalde parameters daarentegen kunnen in belangrijke mate de invloed van niet verteerbare koolhydraten beïnvloeden, zoals de structuur en de graad van polymerisatie (of anders gezegd, de lengte van de keten van de molecule), schommelingen van de zure fermentatie (en de daling van de pH), de industriële behandeling en de bereiding (de aanwezigheid van resistent zetmeel stimuleert de werking), alsook de aanwezigheid van bepaalde voedingsstoffen (zo belemmert fytinezuur uit graangewassen de werking van de fructanen).

Bij adolescenten

Nogal wat studies werden bij adolescenten uitgevoerd, over een te korte onderzoekstermijn en zijn niet altijd even betrouwbaar. Onlangs werden de resultaten van een langer lopende studie gepubliceerd (2). Onderzoekers van het Baylor College of Medicine en van het Texas Children’s Hospital uit Houston volgden gedurende één jaar zowat 100 meisjes en jongens met een gemiddelde leeftijd van 11 jaar. Aan deze jongeren werd gevraagd dagelijks het equivalent van 8 g van een mengeling bestaande uit inuline en oligofructose of een placebo (maltodextrine) in te nemen. Bij aanvang van de studie werd de mineralenstatus in de beenderen en de minerale botdensiteit gemeten, een meting die na acht weken en na één jaar werd herhaald. De opname van calcium werd bepaald door middel van de vermaarde techniek die stabiele isotopen meet.
Het resultaat : reeds na acht weken was, in vergelijking met de controlegroep, de calciumopname in de testgroep met 8.5 % gestegen; na één jaar stabiliseerde dit cijfer zich rond de 6 %. Nog altijd na één jaar noteerde men bij de fructanengroep, in vergelijking met de controlegroep, een verschil van ongeveer 35 g in de stijging van de mineralenstatus in de beenderen over gans het skelet. De minerale botdensiteit vertoonde een winst van 0.015 g/cm2 in de prebiotica-groep. Dit resultaat werd door de onderzoekers als significant bestempeld, zeker omwille van de scharnierperiode waarin het onderzoek plaats vond, met name de puberteit. Onderzoekers zijn van mening dat door een verbetering van de calciumbalans op dit tijdstip van de levenscyclus de maximale botmassa met 5 tot 10 % stijgt. Op zijn beurt heeft dit theoretisch voor gevolg dat de kans op heupfracturen op latere leeftijd met niet minder dan 50 % daalt (3)!

Osteoporose in het vizier

Ook al zijn de resultaten van dit recent onderzoek aangaande de verbetering van de minerale dichtheid van de botmassa door inname van dit type van levensmiddelen zeer bemoedigend, toch is en blijft voorzichtigheid geboden. Verder onderzoek is in ieder geval noodzakelijk om te bevestigen of niet verteerbare koolhydraten inderdaad de prevalentie van osteoporose kunnen terugdringen. Zo moet onder meer de vraag of hun effect op de minerale densiteit ook op lange termijn blijft aanhouden zeker nog beantwoord worden.
Een aantal studies bij menopauzale vrouwen wijzen op een verbetering van enkele indicatoren in verband met de beendervorming en de calciumresorptie en wijzen op een nettowinst aan minerale botmassa, al zijn deze resultaten nog wat voorbarig. In afwachting van meer bevestigende resultaten zijn deze bevindingen in ieder geval nogmaals een pleidooi om de inname van vezelrijke voedingsmiddelen te promoten.

Nicolas Rousseau
Diëtist Voedingsdeskundige

Referenties
van den Heuvel EG et al J Nutr 130:2938-2942, 2002.
Abrams SA et al. Am J Clin Nutr 2005;82(2):471-6
Coxam V. Brit J Nutr 2005 ; 93 (S1), S111-S123

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés