.
 

Archieven> N°111 > @rtikel
article précédent image suivante

Intestinale pijn milderen

De levenskwaliteit van mensen lijdend aan intestinale pijn kan ernstig verstoord worden. Nieuwe mogelijkheden om hun lijden te milderen bieden zich aan.

Functionele stoornissen, in het bijzonder die van het spijsverteringskanaal, zijn niet gemakkelijk te diagnosticeren en moeilijk te behandelen. Ze brengen het medisch korps wel eens in verlegenheid en verstoren, soms in ernstige mate, de levenskwaliteit van de patiënt. Er is een schrijnende nood aan innoverende behandelingstechnieken. Gelukkig bieden die zich aan of zijn ze sinds kort beschikbaar op de markt. Dit is onder meer het geval voor een zeer specifieke gistsoort, de Saccharomyces cerevisiae, meer in het bijzonder de stam Sc CNCM 1-3856, die vanuit biologische standpunt duidelijk omschreven is. In tal van experimentele en klinische studies werd deze specifieke stam intensief onderzocht, hieruit blijkt duidelijk dat de gistsoort in belangrijke mate intestinale pijn kan milderen.

Flora en pijn

Intestinale pijn is een veel voorkomend symptoom, vergelijkbaar met vele andere spijsverteringsaandoeningen. Bij het prikkelbaar darmsyndroom wordt het ook, weliswaar zeer verwarrend, vastgesteld en dit bij 5-10% van de populatie in geïndustrialiseerde landen. Niet minder dan 3% van de bezoeken aan de huisarts hebben ‘pijnklachten’ als belangrijkste reden. Deze pijn is het gevolg van een hypergevoeligheid van de ingewanden. De rol van de intestiale flora bij het verloop van deze hypergevoeligheid kon in een aantal onderzoeken duidelijk worden aangetoond. Zo weet men bijvoorbeeld dat de Lactobacillus acidophilus in de cellen van het intestinaal epithelium tot de expressie van cannabinoïde- en opiatenreceptoren leidt. De verdovende en pijnstillende eigenschappen van deze twee stoffen zijn gekend, alsook dat de gevoeligheid ter hoogte van het maagdarmkanaal meer uitgesproken is. Uit experimenteel onderzoek kon een gevalideerd dierlijk evaluatiemodel in verband met intestinale pijngewaarwording worden opgesteld. Dit kon worden aangetoond door een ballonnetje in het rectum van een proefdier (doorgaans een rat) op te blazen en de pijngewaarwording te registreren in functie van de darmuitzetting. Studies uitgevoerd met de stam Sc CNCM 1-3856 tonen aan dat de intestinale pijndrempel met 35 % stijgt na orale inname van gist. Deze stijging is beduidend hoger dan de resultaten verkregen met andere micro-organismen en vergelijkbaar met het effect van morfine. Tot op heden hebben vorsers echter nog geen dossis-effect verhouding kunnen bepalen. Argumenten die aantonen dat de verminderde pijngewaarwording wel degelijk aan de aanwezigheid van de Sc CNCM 1-3856 te wijten is, zijn dat de voordelen verdwijnen enkele dagen na het stoppen van de inname en dat het effect aanwezig blijft zolang de gist wordt ingenomen. De onderzoeken toonden immers aan dat er geen enkel verlies van doeltreffendheid optrad tijdens de tien weken durende behandeling en dit zelfs na een innameschema waarin periodes van 15 dagen inname afgewisseld werden met periodes van 15 dagen ‘wash out’.

Gewijzigde receptoren

De hierboven vermelde receptoren betrokken bij de wijziging van de pijngewaarwording zijn μ receptoren van de endogene opioïden (en exogene morfine), alsook van de cannabinoïde CB-1 en CB-2 receptoren. Deze receptoren worden overigens teruggevonden in de zenuwbanen van de ingewonden, in de lymfocyten, macrofagen, dendritische cellen (zijn een onderdeel van het immuunsysteem) en de epitheliale cellen. Hun expressie kan beïnvloed worden door inwerking van PPAR-alfa nucleaire receptoren. Zoals hun kwalificatie ‘nucleair’ het aangeeft, betreft het receptoren gelegen op het membraan van de cellulaire kern. Na activatie ondergaan ze een translocatie (een vorm van internalisatie) in de kern en hechten ze zich vast op delen van de genen waarvan ze de expressie activeren. Het is op deze wijze dat ze de vorming van bedoelde receptoren kunnen stimuleren. Op gelijkaardige wijze kunnen ze de aanmaak van cholesterol en triglyceriden wijzigen. Er zijn PPAR-α modulatoren gekend, de fibraten, die via deze weg een gunstige invloed kunnen uitoefenen op het vetprofiel. Het is mogelijk, door middel van specifieke immunofluorescentie, de aanwezigheid van PPAR-α aan de oppervlakte van celkernen aan te tonen, waardoor men zo kan bewijzen dat aanwezigheid van Sc CNCM 1-3856 hun activiteit verhoogt. Daarenboven, zoals reeds eerder aangegeven, verhoogt de gist de intestinale pijndrempel. Echter, wanneer deze samen met een PPAR-α inhibitor wordt ingenomen, doet dit voordeel zich niet voor. Deze resultaten tonen duidelijk aan dat de werking van het micro-organisme via de nucleaire receptoren werkt. Overigens kon ook manifest worden aangetoond dat bepaalde probiotische schimmels niet enkel een pijnverdovend effect hebben maar ook anti-inflammatoire eigenschappen bezitten, wat bij experimentele colitis bij muizen kon worden aangetoond. Pijn en ontsteking zijn twee verschijnselen die zich bij de fysiopathologie van het prikkelbaar darmsyndroom voordoen. Ze kunnen overigens gelinkt worden aan de verslechtering van de intestinale flora.

Klinische studie

In het licht van al deze gegevens leek het wel interessant en gerechtvaardigd een klinische studie bij de mens op te zetten. Prof Pierre Desreumaux, gastro-enteroloog aan het CHRU van Rijsel en directeur van de Unité Inserm de physiopathologie des maladies inflammatoires startte met zijn team een dergelijk onderzoek. Ze onderzochten 200 patiënten lijdend aan het prikkelbaar darmsyndroom. De helft ervan ontving (gerandomiseerd en dubbel blind) de Sc CNCM 1-3856, in een dosis van 8 x 109 CFU/d (Colony Forming Units) en dit gedurende acht weken. De andere helft kreeg gedurende die periode een placebo toegediend. Beide groepen waren aangaande hun antropologische kenmerken perfect met elkaar te vergelijken alsook met hun klinische toestand, althans bij aanvang van het experiment. Bij een tussentijdse evaluatie, na vier weken van behandeling, was de pijngewaarwording en het intestinaal comfort significant verschillend, met name uitgesproken positiever voor de Saccharomyces-groep in vergelijking met de placebogroep. Er konden ook gunstige effecten worden aangetoond ten aanzien van symptomen veroorzaakt door het prikkelbaar darmsyndroom (abdominale en intestinale pijn, opgeblazen gevoel, flatulentie, constipatie, gemeten op een zeven punten Likert schaal). De veiligheid in verband met de inname van Sc CNCM 1-3856 kon in deze studie eveneens worden aangetoond. Met name werden er in beide groepen (placebo en Sc-groep) geen verschillen vastgesteld aangaande ongewenste neveneffecten, hun graad van ernst en hun verband met de behandeling.

Op congres

Besluitend kan dus gesteld worden dat de inname van Sc CNCM 1-3856, bij een hoeveelheid van 8 x 109 CFU/d, voldoende is om pijn en abdominaal ongemak te milderen. Deze effecten treden al op na een behandeling van vier weken en blijven aanhouden zoals de behandeling duurt. Deze resultaten werden tijdens de 18th United European Gastroenteroloy Week, in oktober 2010 in Barcelona door het Rijsels onderzoeksteam voorgesteld.

Dr Jean Andris

Referenties:

Rousseaux C, Bougen G, Dubucquoy C et al. Sadccharomyces Cerevisiae Cncm 1-3856 decreases intesitnal pain through PPAR alpha activation in the gut . Presented at the Digestive Disease Week 2010 (New Orleans, May 1-5, 2010).

Fehrenbacher JC, LoVerme J, Clarke W et al. Rapid pain modulation with nuclear receptor ligands. Brain Research Review 2009; 60: 114-24.

Desreumaux P. Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3856 Reduced Digestive Discomfort and Abdominal Pain in Subjects With Irritable Bowel Syndrome: A Randomized Double-Blinded Placebo-Controlled Clinical Trial.UEGW 2010, (Barcelona october 2010), Abstract OP181.

Foligné B, Dewulf J, Vandekerckhove P et al. Probiotic yeast s: anti-inflammatory potential of various non-pathogenic strains in experimental colitis in mice. World Journal of Gastroenterology 2010 ; 16(17) : 2134-45.


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés