.
 

Archieven> N°84 > artikel
<< previous next >>

Prebiotica in de schaduw van de grote 'K'

Kanker is de aandoening die het meest aan bod komt in het domein van nutritionele preventie. Voorbije en lopende onderzoeken op dit vlak, en meer bepaald in verband met prebiotica, zijn veelbelovend.

Door Nicolas Rousseau

" HEALTH & FOOD " nummer 84, September - Oktober 2007

het artikel drukken

Sinds jaren is de link prebiotica-kanker een onderwerp van intens wetenschappelijk onderzoek. Uit diverse studies is bijvoorbeeld gebleken dat de chemische structuur van fructanen in staat is de ontwikkeling van verborgen afwijkingen en tumoren af te remmen. Deze studies werden uitgevoerd op proefdieren waarbij kanker chemisch of genetisch werd geïnduceerd. De laatste jaren is het onderzoek op prebiotica met betrekking tot de preventie van kanker bij de mens in een stroomversnelling gekomen. Dit onderzoeksitem kwam onder meer aan bod in een Europees onderzoeksproject: SYNCAN (Synbiotics and Cancer Prevention in Humans). Het onderzoek liep in zeven Europese landen. Het opzet was de invloed van een pre- en probiotische cocktail na te gaan op de ontwikkeling van darmkanker. De resultaten van het onderzoek, gepubliceerd in 2006, tonen aan dat dergelijke cocktail de ontwikkeling van tumoren wel degelijk kan vertragen. Dit gebeurt door een wijziging van immunitaire parameters en andere kankerbiomerkers en dit niet enkel bij dieren maar ook bij mensen.

Hoewel het effect eerder beperkt is bij de mens, is het resultaat toch hoopgevend. Als voortzetting van het SYNCAN-project werd een meer omvangrijk onderzoek op touw gezet. In het Mayo Clinic Cancer Center te Rochester, Minnesota worden 100 patiënten gevolgd waarbij ten minste sinds zes maanden adenomen werden gediagnosticeerd. De resultaten van dit onderzoek zullen pas in 2010 beschikbaar zijn. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat de invloed van prebiotica op kanker wel degelijk ernstig moet genomen worden, wat tot op heden niet altijd het geval was.

Kwestie van flora

Vormt de aard van de flora een limiterende factor? Yoram Bouhnik, verbonden aan het Hôpital Lariboisière te Parijs, deed hieromtrent recent onderzoek. De resultaten werden in het tijdschrift 'Nutrition Research' gepubliceerd. Uit zijn onderzoek blijkt dat een dagelijkse inname van prebiotica (zelfs in kleine hoeveelheid) het risico op colonkanker bij een in goede gezondheid verkerende persoon verkleint. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 39 vrijwilligers met een gemiddelde leeftijd van 33,9 jaar. 19 onder hen kregen een placebo en de overige 20 kregen, over een periode van vier weken, een dubbele dosis inuline van 2,5 g. Na verloop van de vier weken stelden de onderzoekers vast dat de hoeveelheid Bifidobacteriën bij de personen die het prebioticum kregen toegediend (en dit in vergelijking met de placebogroep) tien maal hoger was dan bij de aanvang van de studie. Daarenboven bleef dit hoog gehalte aanwezig tot twee weken na het stoppen van de dagelijkse inuline-inname. Dit toont aan, wat reeds uit eerder onderzoek gekend was, dat het prebiotisch effect een zekere tijd aanwezig blijft. Uit het Belgisch-Frans onderzoek stelde men, als gevolg van de inuline-suppletie, een verminderde concentratie van het enzym bèta-glucuronidase vast. De activiteit van dit enzym verhoogt bij de inname van een vleesrijke voeding. Het enzym wordt beschouwd als een katalysator voor de metabole activiteit van bepaalde pro-carcinogene stoffen en deconjugatieprocessen in het darmlumen. De resultaten stemmen geheel overeen met deze van eerder uitgevoerd onderzoek op probiotica (Bifidobacteriën). Het besluit van het onderzoeksteam luidt: het evenwicht van de darmflora kan rechtstreeks beïnvloed worden door de activiteit van reducerende enzymen en het wordt in positieve zin gewijzigd door de aanwezigheid van pre- en probiotica. Gezien het eerder beperkt aantal deelnemers en de relatief korte tijdspanne van het onderzoek, zou het wenselijk zijn deze bevindingen in bijkomend onderzoek bevestigd te zien.

Per prebioticum een kanker

De impact van prebiotica is vermoedelijk niet alleen enzymatisch of immunomodulatorisch van aard. De reeds grote familie van prebiotica breidt zich regelmatig uit en ieder lid heeft zijn specifieke werking. Dit is onder meer het geval voor het pectine, een prebioticum dat overvloedig aanwezig is in fruit (citrusvruchten, appelen, ...) en in bepaalde groenten. Volgens onderzoekers aan de Universiteit van Georgië reageren prostaatkankercellen zeer slecht op de aanwezigheid van pectine. Uit laboratoriumonderzoek konden ze vaststellen dat specifieke structurele elementen van het pectine zelfs aanleiding geven tot een apoptotische activiteit binnenin dit type van kankercellen. Daartegenover staat dat het pectine geen aanleiding geeft tot een programmering van celdood in aanwezigheid van gezonde cellen. Dit kan leiden tot een vermindering van het aantal kankercellen met bijna 40 %, een werking die tot stand komt na het verhitten van het pectine. Hoewel bij de resultaten nog heel wat vragen rijzen, stellen de onderzoekers van dit onderzoek dat deze ontdekking wellicht de basis vormt voor een nieuwe diëtetische of farmacologische behandeling van prostaatkanker. De belangstelling voor pectine is hiermee ook gewekt. In tal van andere onderzoeken kon een, weliswaar bescheiden, positief effect op het cholesterolgehalte, de glycemie of nog op het lichaamsgewicht worden vastgesteld. Het is in ieder geval een bijkomend element dat het al omvangrijk pakket van aanbevelingen komt versterken : eet voldoende fruit en groenten ter preventie van kanker.

De prehistorie van prebiotica
Als anekdote, in de marge van de kanker, een ander recent onderzoek waarbij aandacht besteed wordt aan het belang van prebiotica in de humane voeding, meer in het bijzonder in verband met fructanen. Op basis van archeologische ontdekkingen kan men afleiden dat onze voorouders, jagers-plukkers, naast de inname van aanzienlijke hoeveelheden omega-3 vetzuren, ook aanzienlijke hoeveelheden inuline en allerhande vezels innamen. Aan de hand van fossiele sporen, aangetroffen in de subtropische Afrikaanse savannen en in Zuid-Amerika, heeft men zelfs een schatting kunnen maken van de hoeveelheid die ze er van innamen. In het betreffende tijdperk was de Homa erectus voor zijn voeding vooral aangewezen op bol- en knolgewassen, zoals ui of agave, planten die veel inuline bevatten. Nagenoeg 60 % van zijn dagelijkse energieaanbreng was afkomstig van deze planten, zeker wanneer de aanvoer van vlees schaars was. Omgerekend betekent dit een dagelijkse inname van .... 250 tot 400 g voedingsvezels en 50 tot 100 g inuline! Een beter prebiotisch effect is haast ondenkbaar! Een inschatting maken van de incidentie van kanker voor dit tijdperk is, begrijpelijkerwijze, uiterst moeilijk. Een vaststelling van deze tijd is dat de huidige aanbevelingen qua vezelinname in ons modern voedingspatroon niet gehaald worden. Hoe een prehistorische ontdekking en actuele vaststelling tot nadenken kan leiden...

Nicolas Rousseau diëtist, voedingsdeskundige

Referenties
Roller M et al. Br J Nutr. 2007 Apr; 97(4): 676-84 Bouhnik Y et al. Nutrition Research 2007; vol 27(4): 187-193 5th Orafti Research Conference, Boston, oktober 2006

hoog van bladzijde


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés