.
 

Archieven> N°81 > artikel
<< previous next >>

Glucose, insuline en co

Met de glycemische of glycemie index (GI) - ook al staat niet iedereen er even positief tegenover - kan de koolhydratenaanbreng voor diabetici en zelfs voor iedere volwassene, gemakkelijk en zeer precies beheerd worden. Men is er wel van overtuigd dat meer nodig is dan de glycemische index alleen, want de insulinerespons is niet in alle omstandigheden dezelfde.

Door Dr. J. Andris

" HEALTH & FOOD " nummer 81, Januari - Februari 2007

het artikel drukken

Sinds enkele jaren is de glycemische index een doorslaggevend criterium bij de diëtetische begeleiding van diabetespatiënten en zelfs voor voedingsaanbevelingen in verband met een evenwichtige voeding. Omdat men zich bewust is dat het niet altijd volstaat een te snelle stijging van de glycemie te voorkomen, heeft ook het begrip 'glycemische load' (of glycemische lading, GL) zijn intrede gedaan. Men moet er onder meer ook over waken dat de globale koolhydratenaanbreng binnen aanvaardbare grenzen blijft. De glycemische lading, een aanwijzing van de hoeveelheid ingenomen koolhydraten vermenigvuldigd met de glycemische index van het beschouwde levensmiddel, houdt rekening met zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de ingenomen voedingsmiddelen.

Zeer praktische instrumenten

Ook al zijn er vorsers die een zeker scepticisme ten aanzien van de GI en GL uiten, toch worden de waarden courant in de dagelijkse praktijk gebruikt. Hun bezwaren zijn onder meer dat de concepten moeilijk te standaardiseren zijn, dat de reproduceerbaarheid van de metingen heel zwak is en dat de realiteit van de karakteristieken die men wil omschrijven zeer variabel is. Uit recent onderzoek blijkt dat hun bruikbaarheid wellicht meer voor de handliggend is bij de behandeling van diabetes dan bij de te nemen preventieve maatregelen bij chronische aandoeningen zoals het metabool syndroom of cardiovasculaire aandoeningen. Ook hier wordt het alsmaar duidelijker dat vooral de glycemische load van belang is bij de voedingsaanbevelingen voor diabetespatiënten. Het heeft veel weg, mutatis mutandis, van een terugkeer naar vroegere zienswijzen. Deze doen echter geen enkele afbreuk aan het belang van de GI. Men hecht steeds meer belang aan het verband tussen de aanbreng van koolhydraten met hun insulinerespons en de eventuele insulineresistentie. Zoals geweten verhoogt insulineresistentie het risico op cardiovasculaire aandoeningen. Onderzoeken uitgevoerd bij knaagdieren tonen aan dat een voeding die veel sucrose of fructose bevat, weinig bevorderlijk is voor de insulineresistentie. Het moet wel duidelijk zijn dat vaststellingen die voor dieren gelden, daarom niet automatisch voor de mens gelden: de eerste bevindingen waren nogal tegenstrijdig. Het is inderdaad zo dat de insuline- en glycemierespons ten aanzien van sucrose en fructose opmerkelijk verschillend is van die van zetmeel. Twee tot drie uren na de inname van de voedingsmiddelen is in het eerste geval de daling van de insuline (en van de glycemie) veel meer uitgesproken dan in het tweede geval. Overigens, de studies die de impact van een koolhydraatarme voeding op de insulineresistentie onderzochten, gaven ook niet de verwachte resultaten. Enkel een aantal kleinschalig uitgevoerde studies wijzen op een verbeterde insulineresistentie.

Elders op zoek

De idee wint veld dat een verklaring moet worden gezocht in een hoger vetgehalte van dergelijke voeding, wat mogelijk op lange termijn een insulineresistentie bevordert, dan wel dat ze tegengewerkt wordt. Het ligt dan ook in de lijn van de verwachting dat diverse soorten eiwitten een verschillende invloed hebben op de insulineresistentie. Het voordeel van deze benadering gaat naar de volle graanproducten, naar fruit en groenten, die in het kader van een therapeutische behandeling de daling van de insulineresistentie zouden bevorderen. Magere eiwitbronnen, zoals magere zuivelproducten, kunnen mogelijk in dezelfde categorie gecatalogeerd worden. Deze benadering is belangrijk omdat een verhoogde blootstelling aan insuline vermoedelijk op lange termijn tot een verminderde gevoeligheid van dit hormoon leidt en dit ten gevolge van een down-regulatie van deze invloeden. Al deze vaststellingen hebben de wetenschappers ertoe aangezet een nieuw concept, verschillend van voorgaande, te ontwikkelen: de insuline index. Deze index werd reeds in 1997 voorgesteld door Holt. De index definieert de verhouding van de oppervlakte onder de curve van de insulinerespons, na twee uur, ten aanzien van een testvoeding van 1 000 kJ en de oppervlakte onder de curve van de insulinerespons voor eenzelfde calorieaanbreng en over dezelfde tijd, maar van wit brood. Een verhouding die vervolgens met 100 wordt vermenigvuldigd. Over het algemeen kan gesteld worden dat de insuline index een sterke gelijkenis vertoont met de glycemische index en dat de insulinerespons ten aanzien van een hoeveelheid koolhydraten hetzelfde effect heeft als de glycemische respons. Er dient evenwel opgemerkt dat geen 'hypo-insulinemie' wordt vastgesteld voor zeer hyperglycemiërende koolhydraten.

Een intrigerend geval

Holt onderzocht heel veel voedingsmiddelen met een identieke energetische aanbreng (1 000 kJ). Zo kon de nauwe correlatie tussen de glycemische index en insuline index worden aangetoond. Hierop zijn evenwel enkele opmerkelijke uitzonderingen, met name de insuline en glycemie index van gefermenteerde melkproducten. Deze voedingsmiddelen vertonen een lage glycemische index (orde grootte 15 à 30) en zijn dus a priori interessant bij de behandeling van het metabool syndroom en zijn verschillende vormen, waaronder diabetes. Zeer verwonderlijk hebben deze voedingsmiddelen een zeer hoge insuline index (90 tot 98), of een index die zeer dicht deze van wit brood (de referentie) benadert. Daarenboven lijkt het melkzuur aanwezig in gefermenteerde melksoorten hun glycemie- en insuline index niet te doen dalen. Dit in tegenstelling met andere voedingsmiddelen waar organische zuren wel voor een dergelijk effect zorgen. Zuivelproducten zouden derhalve de insulinesecretie stimuleren. Is hiervoor reden tot ongerustheid? Naar onze mening niet. Bij type 2 diabetespatiënten zijn stimulansen van de insulinesecretie welkom. Dit is overigens de basis voor de medicamenteuze behandeling, tenminste bij aanvang, maar over een lange termijn. Leidt dit niet tot een versnelde uitputting van de bètacellen? Dit is helemaal niet zeker. De insuline index van gefermenteerde melkproducten is nagenoeg dezelfde als die van wit brood. Wanneer aan diabetici aanbevolen wordt bij voorkeur volkorenbrood te eten, heeft men nog niet met zekerheid kunnen aantonen dat het eten van wit brood tot een versnelde toestand van insulinedependentie leidt. Daarnaast mag niet uit het oog worden verloren dat gefermenteerde zuivelproducten een zeer gunstige glycemische index hebben.

Een kwestie van smaak

Een laatste opmerking. In een artikel stelt Dupont het volgende probleem. Er kon worden aangetoond dat gewone melk of verse komkommer de metabolische respons nagenoeg niet wijzigen, terwijl het innemen van gefermenteerde producten of augurken bij het ontbijt de postprandiale glycemie en insulinemie significant doen dalen. Even ter zijde: augurken bij het ontbijt, een kwestie van smaak, ieder zijn eigen keuze

Dr. Jean Andris

Referenties
at des lieux, évaluation et recommandations. 2004 http://www.afssa.fr/ftp/afssa/26726-26727.pdf Franstalige site. Geconsulteerd in februari 2007. Artega Liona A. The glycemic index:. A current controversy. Nutr Hosp 2006; 21(Suppl 2):53-9, 55-60. Dupont Chr. Probiotiques et prébiotiques. Médecine thérapeutique-Pédiatrie. 2002 ; 5 : 49-53. Holt SHA et al. An insulin index of foods : the insulin demand generated by 1000-kJ portions of common foods. Am J Clin Nutr 1997; 66: 1264-76. McAuley K, Mann J. Lip Res 2006; 47: 1668. Willett W et al. Glycemic index, glucemic load, and risk of type 2 diabtetes Am J Clin Nutr 2002; 76(suppl): 274S-80S.

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés