.
 

Archieven> N°72 > artikel
<< previous next >>

Probiotica en allergieën : weten waarover het gaat

Beschermen probiotica tegen allergische reacties? Volgens sommigen wel, volgens anderen niet. Er dient wel rekening gehouden te worden met alle gegevens van de studies om conclusies te kunnen trekken. En die conclusies kunnen ook niet zomaar worden overgezet van de ene studie naar de andere.

Door Dr. Jean Andris

" HEALTH & FOOD " nummer 72, September 2005

het artikel drukken

Reeds lange tijd wordt er in de medische literatuur melding gemaakt van een gunstig effect van probiotica (of van sommige ervan op atopie en de verschijnselen ervan (astma, eczeem, rhinitis, conjunctivitis, …). Dat voordeel zou liggen zowel op gebied van preventie als van behandeling. Op het recente wereldcongres over Allergie in München in juni jl. kwam het onderwerp ruimschoots aan bod tijdens de discussies. En de resultaten zijn tegenstrijdig.

Goede bases

Er zijn goede redenen om aan te nemen – vooral omwille van de hygiëne-hypothese (gebrek aan contact met antigenen tijdens de tolerantiefase in het begin van het leven - dat sommige microben een rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van de immuniteit en bij het risico van allergie. Maar als dat het geval is, weten we lang nog niet welke soorten agentia beschermend zouden kunnen werken, op welk ogenblik het contact wenselijk zou zijn, gedurende welke tijd men drager zou moeten zijn van die kiemen, welke de mechanismen zijn van die werking enz.

Zaharov et al. hebben een studie opgezet over drie bacteriesoorten : Lactobacillus acidophilus (Rossel -52), Lactobacillus ramnosus (Rosell-11) en Bifidobacterium longum, (Rosell-175). Hun bedoeling was te kijken of die bacteriën in gecontroleerde hoeveelheden genomen, in staat waren de levenskwaliteit te verbeteren bij 32 patiënten met allergische reacties en hun ouders, in vergelijking met 22 andere patiënten van het zelfde type die die agentia niet innamen. Na 30 dagen inname bleek dat bij de drie groepen die probiotica hadden gekregen, de scores van de levenskwaliteit beduidend verbeterd waren. Daarom besluiten de auteurs dat de drie onderzochte stammen een gunstig effect hebben bij de preventie en behandeling van allergieën, waarschijnlijk door inhibitie van de secretie van cytokines van het lymfocytaire profiel Th2. Die hulp- lymfocyten van het type 2 secreteren inderdaad een geheel van cytokines die als ze overvloedig aanwezig zijn, reacties van het allergische type in de hand werken. Volgens het Joegoslavische team is het dan ook evident dat de bacteriële kolonisatie van het spijsverteringkanaal cruciaal is voor een harmonieuze ontwikkeling van de immuniteit. De aan- of afwezigheid van sommige bacteriën zou een doorslaggevende factor zijn bij de richting die het immuunsysteem neemt.

Weegschaal naar de goede kant

Dunstan et al. (Australië) zijn nog wat verdergegaan. Ze vertrokken van het feit dat probiotica gunstig zijn bij de preventie en behandeling van matige atopische dermatitis maar dat er weinig gegevens zijn over hun effect bij ernstige vormen. Ze hebben dan een studie opgezet bij 56 kinderen tussen 6 en 18 maanden oud. Het was een gerandomiseerde dubbelblinde placebogecontroleerde studie. De testgroep kreeg als probioticum Lactobacillus fermentum PCC™. De controlegroep kreeg een placebo. Er waren twee giften per dag gedurende acht weken. De scores van ernst werden geëvalueerd in het begin van de studie, na 8 weken en na 16 weken (of 8 weken na het stoppen van de inname). Er werden monocyten in het perifere bloed afgenomen op dezelfde momenten en die werden gestimuleerd in culturen door contact met Lactobacillus fermentum die door warmte waren gedood, gouden stafylokokken eveneens door warmte gedood, ovalbumine, huisstofmijtallergenen, enterotoxine B van de gouden stafylokok (SEB) of een mitogeen agens, het fyto-hemaglutinine (PHA). Verschillende cytokines werden bepaald in de surfactant van die culturen.

In de « probiotica-groep » werd gevonden dat na 16 weken er significant meer kinderen (92%) een betere score hadden dan in de placebogroep (63%). De auteurs stelden evenwel geen verandering vast van de cytokines van het profiel Th2. Na stimulatie echter van de monocyten door PHA of SEB, was de vrijzetting van gamma-interferon(IFN-gamma), een cytokine van het profiel Th1 (normale immuunreactie) verhoogd na 8 en na 16 weken. De vrijzetting van de alfa-Tumor Necrosis Factor (TNF-alfa), een pro-inflammatoir cytokine, was eveneens verhoogd als reactie op de stimulatie door de lactobacillen en de gedode stafylokokken. De specifieke reacties op de geteste allergenen waren daarentegen niet gewijzigd.

Er werd dus niet enkel een klinische verbetering vastgesteld op basis van de scores van erns, maar ook een waarschijnlijke gunstige verschuiving van het evenwicht Th1/Th2. We weten dat als dat evenwicht gaat in het voordeel van Th2, er een allergische reactie optreedt, terwijl als de Th1 voldoende actief zijn, we een normale immuunreactie mogen verwachten.

Niet iedereen akkoord

Nochtans geven niet alle studies gelijkaardige conclusies. Gore et al. hebben 137 kinderen tussen 3 en 6 maanden bestudeerd met een door een arts gestelde diagnose van atopische dermatitis. Die kinderen kregen een dieet zonder zuivelproducten en werden gerandomiseerd om gedurende drie maanden Lactobacllus paracasei, Bifidobacterium lactis of een placebo te krijgen. Er werd een run-in periode voorzien tijdens dewelke klassieke huidverzorging van de atopische dermatitis werd gegeven aan de kinderen. Op het moment van de randomisatie werden de scores van ernst van de aandoening vergeleken bij de drie groepen.

Na vier weken behandeling en na twaalf weken bleven die scores nog steeds onder elkaar vergelijkbaar voor de drie groepen. In de twee experimentele groepen waren de kiemen opspoorbaar in de feces in de loop van heel de interventiefase. Volgens de auteurs oefent dus geen van beide bestudeerde kiemen een curatief effect uit op atopische dermatitis, in ieder geval niet op korte termijn.

Waarover hebben we het ?

We zouden kunnen verder gaan met de lijst van studies in de ene of andere richting. Er is een duidelijke incoherentie van de resultaten maar men hoeft niet perplex te staan. Van elke studie dient apart nagekeken welk probioticum werd gebruikt, op welke manier en welke criteria van doeltreffendheid werden gehanteerd. Natuurlijk dienen we ons vragen te stellen over de waarde van die criteria : verlaat men zich best op labotesten, op klinische evaluaties of op de perceptie door de patiënt ? Als men zich akkoord zou stellen over een reeks vragen zoals de soort aandoening, de gebruikte stam enz. zou men er makkelijker toe komen het probleem te omschrijven. Maar buiten die kwestie van methodologie, bestaat er ongetwijfeld een interactie tussen probiotica en immuniteit.

Dr. Jean Andris

Referenties :
Dunstan, JA et al. Probiotics are associated with persistent clinical improvement and immunological effects in very young children with atopic dermatitis: a randomised controlled trial. World Allergy Congresss (Munich, 26/6 – 1/7/2005). Abstract 1574

Gore C. et al. Probiotics in Atopic Dermatitis in Infancy (PADI) Study: Lactobacillus paracasei and Bifidobacterium lactis do not improve the short-term clinical outcome of atopic dermatitis. World Allergy Congresss (Munich, 26/6 – 1/7/2005). Abstract 116.

Zaharov T. et al. Treatment of allergic diseases with lactic acid bacteria. World Allergy Congresss (Munich, 26/6– 1/7/2005). Abstract 1388.

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés