.
 

Archieven> N°61 > artikel
<< previous next >>

De glycemie van naderbij bekeken

Destijds werden de koolhydraten uit de voeding van de diabeet gebannen, nu krijgen ze stilaan een normale behandeling. Nadat eerst de hoeveelheid grondig werd bekeken is het nu vooral de kwaliteit van de koolhydraten die in het daglicht wordt gesteld. De glycemische index wordt een belangrijk criterium om de kwaliteit van een portie koolhydraten te bepalen.

Door Nicolas Guggenbühl

" HEALTH & FOOD " nummer 61, Oktober/November 2003

het artikel drukken

Sinds de eerste diëten die in het begin van vorige eeuw voor diabetespatiënten werden voorgeschreven, waarin koolhydraten totaal moesten geweerd worden, hebben de koolhydraten de dag van vandaag een normale plaats verkregen, te vergelijken met die in een gezonde voeding. Momenteel is de kwaliteit van de gebruikte vetten meer en meer in de belangstelling gekomen en dit zowel voor type 1 diabetes (ter voorkoming van cardiovasculaire complicaties) als voor hun rol in het ontstaan van type 2 diabetes (ontwikkeling van insulineresistentie). De koolhydraten werden niet aan een dergelijke kwalitatieve benadering onderworpen, daarom staan ze nog in het krijt... Het is bekend dat de vergelijking tussen de opname van de enkelvoudige koolhydraten als ‘snelle suikers' en de complexe koolhydraten als ‘trage suikers' lange tijd voor verwarring zorgde. Vandaar het belang van het begrip glycemische index (GI), dat een oordeel velt over het hyperglycemiërend effect van een portie koolhydraten. Met de GI kan zeer nauwkeurig omschreven worden hoe een portie zetmeel (de belangrijkste bron van energie in een evenwichtige voeding) zich in het lichaam gedraagt; zetmeel kan namelijk zijn glucose met zeer wisselende snelheden vrijmaken.

Zetmeel onder alle vormen

De snelheid waarmee zetmeel door het lichaam verteerd en opgenomen wordt kan door diverse factoren beïnvloed worden, zoals onder meer: de beschikbaarheid van verteringsenzymen, de graad van gelatinevorming (wijziging van de structuur van het zetmeel onder invloed van water en warmte, bijvoorbeeld bij het koken in water), de grootte van het ingenomen zetmeel, de verhouding tussen amylose en amylopectine. Alle zetmeelbronnen mogen dus niet over dezelfde kam geschoren worden. Er kunnen aanzienlijke verschillen optreden, zelfs van zetmeelproducten binnen dezelfde familie. Zo heeft de aanwezigheid van ongemalen graan of oplosbare vezels of het feit dat een zetmeelbron samen met andere maaltijdcomponenten gegeten wordt een positieve invloed op de GI.
Wees evenwel alert voor de valstrik van de vetten: doordat ze de maaglediging vertragen zorgen vetten voor een postprandiale glycemie, wat verleidelijk kan lijken. Het principe van de GI is alleen maar nuttig binnen een gezonde voeding en is bedoeld om de keuze van de koolhydraten te verfijnen en niet om andere principes met de voeten te treden zoals bijvoorbeeld de kwantiteit en kwaliteit van de ingenomen vetten.

Enkele voorbeelden

De GI is lager voor …

  • Harde tarwe (Boulgour graanproducten) versus zachte tarwe (tarwebloem voor brood, gebak, …)
  • Niet melige, stevige aardappelen (Charlotte, Nicola, …) versus melige, zachte aardappelen (bintje, …)
  • Aardappelen in de schil gekookt versus aardappelpuree
  • Ontbijtgranen versus ontbijtgranen met melk
  • ‘Niet droge' koekjes versus ‘droge' koekjes
  • Roggebrood met volledige graankorrels (pompernikkel) versus roggebrood met fijn gemalen korrel

Van index naar glycemische belasting

Hoewel de GI tot een meer doordachte keuze van de levensmiddelen leidt, volstaat het niet enkel naar de kwaliteit van koolhydratenbron te kijken. Inderdaad, zowel de glycemie als de insulinerespons worden door de hoeveelheid ingenomen koolhydraten bepaald. Daarom wordt meer en meer gebruik gemaakt van het begrip glycemische belasting die de GI combineert met de hoeveelheid ingenomen koolhydraten (glycemische belasting = GI x grammen koolhydraten). Deze belasting werd onlangs gevalideerd bij jonge volwassenen met een normaal lichaamsgewicht1. Wees alert voor misverstanden in verband met de glycemische belasting. Denk hierbij aan de misopvattingen die er omtrent lightproducten bestaan: onder hun voorwendsel van ‘light' gaat men er vaak meer van eten. Om duidelijk te zijn: het is niet omdat een voedingsmiddel een lage GI heeft dat het in grotere hoeveelheden mag ingenomen worden!

Zwaarlijvigheid: koolhydraten tegen vetten

Dé hamvraag: is om te vermageren een daling van de GI te verkiezen boven een vermindering van de hoeveelheid vet?
Onlangs hebben onderzoekers bij 16 obese patiënten tussen 13 en 21 jaar, het effect onderzocht van een voeding ad libitum met een lage glycemische belasting (voedingsmiddelen met een lage GI) en dit vergeleken met een hycocalorische en vetarme voeding (vetaanbreng 25-30 % van de totale energie). De studie liep over een periode van zes maanden met nog eens een opvolging van zes maanden4.

De resultaten na 12 maanden onderzoek zijn duidelijk: zowel de BMI als de vetmassa bij de groep met een voeding met lage glycemische belasting zijn significant gedaald. De analyse van de resultaten toont aan dat, in tegenstelling met de hoeveelheid vetten, de glycemische belasting een antwoord kan zijn voor de behandeling in beide groepen. Hoewel het wenselijk is dat de resultaten door meer uitgebreid onderzoek worden bevestigd, vestigen ze de aandacht op alternatieve denkpistes bij de dieetbehandeling van obese patiënten.

Nicolas Guggenbühl

Meta-analyse

Hoewel de GI nog niet unaniem door alle wetenschappers wordt aanvaard, zijn er steeds meer steekhoudende argumenten die in het voordeel van de GI pleiten en dit zowel voor de diabetespatiënt als voor gezonde personen. Argumenten die ten voordele pleiten voor producten met een lage GI in de voeding zijn: verminderd risico op type 2 diabetes, cardiovasculaire aandoeningen en bepaalde kankers.
Op basis van een aantal gerandomiseerde en gecontroleerde studies heeft een Australisch onderzoeksteam, onder leiding van Jennie Brand-Miller2, recent een meta-analyse uitgevoerd. Het opzet was het belang van een voeding met een lage GI bij type 1 en type 2 diabetespatiënten te evalueren aangaande de glycemische controle.
In de studie werd onder een voeding met een lage of een hoge GI verstaan:
Laag: de meeste koolhydraten afkomstig van voedingsmiddelen met een lage GI zoals peulvruchten (gedroogde erwten en bonen, linzen), deegwaren, brood (type pompernikkel), Boulgour graanproducten, ‘geparboilde' rijst (voorgekookt in stoom), gerst en haver.
Hoog: een standaard diabetesdieet bestaande uit aardappelen, tarwemeel, wit brood, rijst en ontbijtgranen met een hoge GI.
Daarbij was het van belang dat de personen uit de ‘interventiegroep' (raadgevingen om de GI te doen dalen) minstens twee maaltijden per dag aanpasten of dat de aanpassing betrekking had op 50 % van de totale koolhydratenaanbreng.

Wanneer koolhydraten het geheugen aantasten

Hoewel glucose een essentiële brandstof is voor de hersenwerking, stelt men bij bejaarden met type 2 diabetes vaak geheugenstoornissen vast. Zit de postprandiale hyperglycemie daar voor iets tussen?
Onderzoekers onderwierpen twee groepen type 2 diabetespatiënten (gemiddelde leeftijd 63 jaar) aan een reeks proeven bedoeld om het verbaal geheugen, hersenfuncties en humeur te testen. De tests werden uitgevoerd in twee verschillende situaties: een op de nuchtere maag en een na inname van 50 g snel opneembare suikers (een halve koffiekoek en druivensap)5.
Het onderzoek toont aan dat in nuchtere omstandigheden het geglycosyleerd hemoglobine negatief gecorreleerd is met de resultaten van de twee verbale geheugentests. Het herhalen van een lijst met woorden scoort ook minder goed bij een hoge glycemie.
De geheugenfunctie verbetert na de inname van voedsel (na 15 minuten), die evenwel (na 30 minuten) opnieuw afneemt wanneer snelle suikers worden ingenomen. De invloed op de hersenfuncties en het humeur werden niet beïnvloed door de inname van koolhydraten.
Deze studie toont aan dat bij volwassen type 2 diabetespatiënten, waarbij de glycemie niet goed onder controle is dit het korte termijngeheugen aantast en dat de inname van een voeding met een hoge GI ook het lange termijngeheugen aantast.
Het is derhalve onwaarschijnlijk dat een verlaging van de glycemische belasting via de voeding bijdraagt tot een verbetering van de cognitieve functies…

Nicolas Guggenbühl

De index, een schot in de roos

De parameters die in de studie onderzocht werden waren het geglycosyleerd hemoglobine (HBA1C); dit weerspiegelt de glycemie van de laatste 6 tot 12 weken, of het fructosamine, dat een weerspiegeling geeft van de glycemie over de laatste 2 tot 4 weken. Veertien studies, waarin 356 proefpersonen werden onderzocht, beantwoordden aan de vooropgestelde criteria. De resultaten waren veelzeggend: een voeding met een lage GI vertaalt zich in een daling van het HBA1C met 0.43 % in vergelijking met een voeding met een hoge GI.
Wanneer zowel het HBA1C als het fructosamine werden bekeken, na correctie voor de startwaarden, bedroeg het verschil van de geglyceerde eiwitten bij een voeding met een lage en een hoge GI 7,4 % .
Om de resultaten van het onderzoek nog beter naar waarde in te schatten dient nog vermeld te worden dat een verlaging van het HBA1C met 0.1 % bij patiënten met type 2 diabetes, een verlaging van de diabetes geïnduceerde complicaties met 21 % voor gevolg heeft, tevens een daling met 21 % van de mortaliteit als gevolg van diabetes, een daling van myocardinfarct met 14 % en microcardiovasculaire complicaties met 37 %3. Besluitend stellen de auteurs dat de voedingsaanbevelingen die leiden tot een voeding met een lage GI zich vertalen in een veel betere controle van de glycemie. Ze stellen ook nog dat de raadgevingen zeker even doeltreffend zijn als de nieuwe farmacologische producten zoals de snelwerkende insuline-analogen…

Nicolas Guggenbühl,
Diëtist-nutritionist

Ref:
1 Brand-Miller J et al. J Nutr. 2003;133(9)2695-6.
2 Brand-Miller Jet al. Diabetes Care 2003;26:2261-7.
3 U.K. Prospective Diabetes Study Group. Lancet 1998;352:837-53
4 Ebbling CB et al. Arch Pediatr Adolsc Med 2003;157(8):773-9.
5 Greenwood CE et al. Diabetes Care 2003;26(7):1961-6.

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés