.
 

Archieven> N°57 > artikel
<< previous next >>

Nieuwe maatstaven voor de omega-3 vetzuren

De nieuwe voedingsaanbevelingen voor België houden eindelijk rekening met de omega-3 vetzuren.

Door Nicolas Guggenbühl

" HEALTH & FOOD " nummer 57, Januari/Februari 2003

het artikel drukken

Meer dan dertig jaar lang was het verzadigd of onverzadigd karakter van vetten het enige criterium om hun kwaliteit aan te geven. De wirwar van benamingen omtrent de aard en de hoeveelheid meervoudig onverzadigde vetzuren (MOVVZ) en “goede vetten” is er nog een overblijfsel van. Zelden of nooit werd de aard van de vetzuren en de onderverdeling naar hun twee belangrijke groepen: omega-6 en omega-3 vermeld. In de praktijk blijkt dat de meest voorkomende bronnen van MOVVZ in onze voeding (zonnebloemolie, maïsolie,… en producten waarin deze oliën verwerkt zijn) rijk zijn aan omega-6 en arm aan omega-3 vetzuren.

Verkoop omega-3

Tal van epidemiologische gegevens en interventiestudies tonen het belang van omega-3 vetzuren aan, in het bijzonder (maar niet alleen) in het kader van een verminderd cardiovasculair risico. Het alfa-linoleenzuur (C:18:3 n-3 of ALA), de leider van de omega-3 serie, komt op de eerste plaats, maar ook zijn belangrijkste afleidingen: het eicosapentaeenzuur (C20:5 n-3 of EPA) en het docosahexaeenzuur C22:6 n-3 of DHA) moeten aan belang niet onderdoen. Hoewel het eerste in het lichaam noodzakelijk is voor de vorming van de twee andere, neemt men aan dat, in het beste geval, de graad van conversie slechts 10 % bedraagt.

Diverse instanties zoals onder meer de American Heart Association (AHA) en de International Society for the Study of Fatty Acids an Lipids (ISSFAL), hebben reeds meermaals op het belang van de omega-3 vetzuren gewezen. In België komt er verandering in de zaak. In de volgende versie voedingsaanbevelingen zal de noodzakelijke aanbreng van de omega-3 opgenomen worden. Prof. H. Henderickx (Nationale Voedingsraad) heeft naar aanleiding van het vijfde Congres Voeding en Gezondheid een en ander toegelicht (zie tabel).

Belgische aanbevelingen voor de vetinname (in % van de totale energie)*

 

Oude
(1996)
Nieuwe
(kortelings)
Vetten totaal 
max 30
idem
Verzadigde vetten
max 10
idem
Enkelvoudig onverzadigde vetten
Naargelang
> 10
Meervoudig onverzadigde vetten
3 tot 7
5,3 tot 10
Transvetzuren
-
< 1
n-6
-
4 tot 8
Linolzuur (LA)
-
> 2
n-3
-
1,3 tot 2
Alfa linoleenzuur (ALA)
-
> 1
EPA (C20:5 n-3) + DHA (C22:6 n-3)
-
> 0,3

Van cijfers… naar letters

Deze nieuwe aanbevelingen leveren voortaan een degelijke basis om de violen op elkaar af te stemmen in het soms zeer onenige debat en zo tot een evenwichtige vetverdeling te komen. De aanbevelingen wijzen er ook op dat men zich niet enkel met één bron van omega-3 mag tevreden mag stellen (koolzaad vervangt niet de vette vis en omgekeerd) en dat het niet alleen belangrijk is voldoende ALA in te nemen zonder oog te hebben voor de afleidingen van ALA (EPA + DHA).

In de praktijk betekent dit dat de behoefte van de aanbevolen hoeveelheid ALA kan gedekt worden wanneer voor de geschikte plantaardige oliën, of afgeleide producten ervan, gekozen wordt. Ter vergelijking volgend voorbeeld: voor een dieet van 2400 kcal (10030 kJ) moeten 5 koffielepels notenolie of 7,5 koffielepels koolzaadolie ingenomen worden om de ALA-norm (2,66 g) te halen.

Voor de sterk onverzadigde omega-3 vetzuren wordt de toestand er niet gemakkelijker op. Ze zijn vooral aanwezig in vis, maar niet in alle vissoorten: magere vissen zoals kabeljauw (bij ons het meest gevraagd), snoek, zeeduivel, wijting, rivierbaars, rog en zander bevatten maar een kleine hoeveelheid vet die daarenboven voornamelijk in de lever opgestapeld is. In de veronderstelling dat enkel vis een bron van EPA en DHA is, zou men wekelijks ongeveer 230 g vette vis of 860 g halfvette vis moeten eten om tot een inname van 800 mg EPA en DHA te komen zoals in een dieet van 2400 kcal (10030 kJ) wordt aanbevolen.

Tenzij iemand een fervente eter is van vette vis, wordt het niet gemakkelijk om de nieuwe aanbevelingen voor EPA en DHA te halen. Gelet op onze visarme eetgewoonten, zijn we zeker nog lang niet waar we moeten zijn. Uit een recent Nederlands onderzoek blijkt dat de visconsumptie er ongeveer 10 g per dag bedraagt, waarvan kabeljauw (een magere vis) 32 % voor zijn rekening neemt.

De oproep om het visverbruik te verhogen, en minstens éénmaal per week vette vis te eten, is dan ook zeer gerechtvaardigd. De nieuwe aanbevelingen maken ook dat levensmiddelen waaraan omega-3 vetzuren werden toegevoegd oogluikend gerechtvaardigd worden. Hiervoor kunnen basisgrondstoffen of voedingsmiddelen verrijkt worden en/of wijzigingen in het dierenvoeder aangebracht worden. De nieuwe aanbevelingen zijn ook de voorbode van een nieuwe uitdaging, met name: beschikken over voldoende en juiste gegevens omtrent de vetzuursamenstelling van voedingsmiddelen. Dit wordt een onafwendbare uitdaging om de evolutie van het vetzurenverbruik te kennen en te kunnen volgen en om de verhouding tussen omega-6 en omega-3 te kennen.

Belangrijkste bronnen van omega-3 vetzuren in de voeding

ALA

EPA + DHA
Olie van lijnzaad, noten, koolzaad tarwekiem en soja Vette vis (> 5 % vet): paling, haring (maatjes), makreel, sardine, zalm, forel, zalmforel
Halfvette vis (1-5 % vetten): ansjovis, karper, koolvis, garnaal, dorade, heilbot, pladijs, tong, tarbot
Producten afkomstig van de niet gehydrolyseerde vetten (bepaalde vetstoffen, bepaalde dressing…) Voedingsmiddelen verrijkt met visoliën (bepaalde vetstoffen, melk, …)
Eieren van kippen gevoed met een omega-3 rijke voeding Eieren van kippen gevoed met een omega-3 rijke voeding

Nicolas Guggenbühl
Diëtist, nutritionist

* voorgesteld bij gelegenheid van het vijfde Congres Voeding en Gezondheid, Brussel, 15-16 november 2002.

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés