.
 

Archieven> N°130 > @rtikel
article précédent image suivante

Laag cardiovasculair risico? Toch opletten geblazen …

De ramingen van het cardiovasculaire risico zijn waarschijnlijk wat te optimistisch en het reële risico is allicht hoger dan dat. Veel mensen krijgen dan ook geen preventieve behandeling. Maar ook zonder rekening te houden met die mogelijke fout, wordt een minderheid van de mensen met een licht verhoogde cholesterolconcentratie niet echt behandeld.

Met de scores van de European Society of Cardiology1 kan je het risico op optreden van een cardiovasculair accident berekenen op grond van een aantal criteria. Die scores zijn zeer nuttig en vestigen er de aandacht op dat risicofactoren elkaar versterken en zo het reële risico verhogen. Je mag je dus niet laten vangen door een ‘zwakke’ risicofactor en denken dat dat geen invloed heeft op het totale risico. Licht overgewicht, een wat te rijke voeding en een discrete hyperlipidemie vormen samen een ‘boevenbende’. Preventie en correctie van de risicofactoren, ook als die maar weinig uitgesproken zijn, zijn noodzakelijk om catastrofen op individueel vlak en op vlak van de volksgezondheid te voorkomen.

Een intermediaire groep

De richtlijnen van de European Society of Cardiology pleiten voor een totale cholesterolconcentratie lager dan 5 mmol/l (? 190 mg/dl) en een LDL-cholesterolconcentratie lager dan 3 mmol/l (? 115 mg/dl). Bij mensen die nog andere risicofactoren vertonen en dus een hoger cardiovasculair risico lopen, zijn de streefwaarden lager. Bij mensen met een laag risico (Europese score van 1 tot < 5) raden de richtlijnen niet-farmacologische maatregelen aan als de LDL lager is dan 2,5 mmol/l (100 mg/dl). Als de LDL hoger is dan 100 mg/dl en lager dan 4,9 mmol/l (190 mg/dl), stellen de richtlijnen dat vetverlagende geneesmiddelen kunnen worden overwogen. Pas bij hogere spiegels raden de richtlijnen formeel vetverlagende geneesmiddelen aan. Een LDL van 2,5 tot 4,9 mmol/l is dus een soort no man’s land, waarin een duwtje in de rug noodzakelijk kan zijn zonder dat je daarom geneesmiddelen hoeft te geven. In die zone kunnen voedingssupplementen nuttig zijn om het risico te verlagen. Die intermediaire groep, die nogal gemakkelijk aan zijn lot wordt overgelaten en die eventueel wel wat “adviezen voor een gezondere levenswijze” krijgt, is geen minderheid. Dat moge onder meer blijken uit de statistieken van Cox et al.2 voor gezonde blanke Amerikanen in 1990. Volgens die gegevens stemt percentiel 5 overeen met een LDL-cholesterolconcentratie lager dan 100 mg/dl en is een LDL van meer dan 190 mg/dl bijna percentiel 95. Het “no man’s land” waarvan sprake, ligt tussen die twee percentielen en omvat dus bijna 90% van de populatie die door die auteurs werd onderzocht. Je mag er dus van uitgaan dat een aanzienlijk aantal mensen een LDL-cholesterol heeft van 2,5 tot 4,9 mmol/l.

Een risico op evolutie

Belangrijk is ook een ander punt dat werd aangehaald door Iribarren3: slechts de helft van de mensen die op de leeftijd van 18 tot 30 jaar een totale cholesterolconcentratie lager dan percentiel 10 hebben, zit zeven jaar later nog altijd onder dat percentielOok Bell et al.4 hebben twee groepen van vergelijkbare leeftijd (30-74 jaar) die geen bloeddruk- of cholesterolverlagende behandeling kregen en van wie het cardiovasculaire risico na 10 jaar werd geraamd op minder dan 20%, gestratificeerd volgens het cardiovasculaire risico. Het ging om mensen die hadden deelgenomen aan de Tokyo Health Check-Up Study (13 757 deelnemers) of aan de Framinghamstudies. De auteurs hebben onderzocht hoe groot het risico is dat mensen met een laag risico op een gegeven ogenblik evolueren naar een categorie met een hoog risico. Daarvoor hebben ze het risiconiveau bij die patiënten regelmatig gecontroleerd. In het begin van de studie vertoonden de meesten een risico na tien jaar lager dan 5%, wat lager is dan de cut-offwaarde die de Europese richtlijnen hanteren om risicofactoren te behandelen. De waarschijnlijkheid dat die mensen evolueren naar een risiconiveau van meer dan 20% na tien jaar, was al 0,05% na 3 jaar follow-up (cohorte van Tokio) en 0,5% na 8 jaar (Framingham). Dat lijkt misschien niet zoveel, maar in absolute termen is dat toch een aanzienlijk aantal potentiële slachtoffers.

Een onderschat risico

En dan houden we er nog geen rekening mee dat niet alle mogelijke factoren in beschouwing worden genomen. Bérard et al.5 hebben het effect van vasculaire parameters zoals de polsgolfsnelheid, de polsdruk (verschil tussen de systolische en de diastolische bloeddruk) en het aantal atheroomplaten in de aa. femorales en de carotiden onderzocht bij het evalueren van het cardiovasculaire risico. Ze hebben hun studie uitgevoerd bij 1132 patiënten die hadden deelgenomen aan de derde Europese MONICA-enquête in Toulouse. Het ging om mensen van 35-64 jaar in de algemene bevolking in het zuidwesten van Frankrijk die er gezond uitzagen. Tijdens een follow-up van 14 jaar zijn 61 patiënten gestorven, van wie 20% aan hart- en vaatproblemen. Bij statistische analyse van de gegevens werd aangetoond dat het risico duidelijk beter kon worden voorspeld door bij het evalueren van het risico ook rekening te houden met die vasculaire parameters. Die conclusie werd geobjectiveerd door twee statische criteria, de “net reclassification improvement” (NRI) en de “ Integrated Discrimination Improvement” (IDI). Die twee indices werden net ontwikkeld om na te gaan of de voorspellende waarde kon worden verhoogd door nieuwe, onafhankelijke parameters toe te voegen6. Eén van de conclusies is dan ook dat minstens een deel van de mensen die er gezond uitzien, in feite toch een risico loopt en zou moeten worden ingedeeld in een hogere risicocategorie.

Een verwaarloosde groep

In een studie bij 4609 willekeurig gekozen Fransen van 35-74 jaar werden de parameters die van nut zijn bij het evalueren van het cardiovasculaire risico, verzameld7. Slechts 1,2% van de proefpersonen vertoonde geen enkele risicofactor volgens de Europese en de Franse richtlijnen. De proefpersonen die waren ingedeeld in de groep met het laagste risico, hadden een cholesterolconcentratie die gemiddeld toch 6,6% hoger was dan de streefwaarden. Maar ze kregen geen behandeling. Een tweede conclusie is dat die mensen geen behandeling krijgen hoewel ze baat zouden kunnen vinden bij een goed therapeutisch beleid. Er bestaan nochtans eenvoudige middelen zoals bepaalde voedingssupplementen (op basis van rodegistrijst en polycosanolen bijvoorbeeld) om daar iets aan te doen8. En dat is al lang bekend.

Dr Jean Andris

Referenties:

1. Perk J, De Backer G, Gohlke H et al. for The Fifth Joint Task Force of the European Society of Cardiology and Other Societies on Cardiovascular Disease Prevention in Clinical Practice. European Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice (version 2012). European Heart Journal 2012; 33: 1635–1701. doi:10.1093/eurheartj/ehs092.

2. Cox RA, Garcia-Palmieri MR. Cholesterol, Triglycerides, and Associated Lipoproteins. In Walker HK, Hall WD, Hurst JW (eds), Clinical Methods: The History, Physical, and Laboratory Monétisation. 3rd edition. Butterworths, Boston, 1990.

3. Iribarren C, Jacobs DR Jr, Slattery ML et al. Epidemiology of low total plasma cholesterol concentration among young adults: the CARDIA study. Coronary Artery Risk Development in Young Adults. Prev Med 1997; 26(4): 495-507.

4. Bell KJL, Hayen A, Irwig L et al. When to remeasure cardiovascular risk in untreated people at low and intermediate risk: observational study. BMJ 2013; 346: f1895 doi: 10.1136/bmj.f1895.

5. Bérard E, Bongard V, Ruidavets JB et al. Pulse wave velocity, pulse pressure and number of carotid or femoral plaques improve prediction of cardiovascular death in a population at low risk. J Hum Hypertens 2013 Feb 21 (Epub ahead of print]) doi: 10.1038/jhh.2013.8.

6. Pencina MJ. IDI, NRI and different c statistics. HYPERLINK "http://www.lerner.ccf.org/qhs/outcomes/documents/pencina.pdf" http://www.lerner.ccf.org/qhs/outcomes/documents/pencina.pdf In het Engels, geraadpleegd in april 2013.

7. Bongard V, Dallongeville J, Arveiler D et al. Attainment of low-density lipoprotein cholesterol target in the French general population according to levels of cardiovascular risk: Insights from the MONA LISA study. Arch Cardiovasc Dis 2013; 106(2): 93-102. doi: 10.1016/j.acvd.2012.11.003.

8. Heber D, Yip I, Ashley JM. Cholesterol-lowering effects of a proprietary Chinese red-yeastrice dietary supplement. Am J Clin Nutr 1999; 69: 231–6.


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés