.
 

Archieven> N°85 > artikel
<< previous next >>

Behandeling van diabetes: nieuwe inzichten

Diabetes kent nog weinig geheimen. Dit wil daarom niet zeggen dat vorsers op hun lauweren rusten. De bestaande behandelingen worden als maar beter op punt gesteld en in samenwerking met voedingsdeskundigen leidt dit tot steeds betere resultaten.

Magali Jacobs

" HEALTH & FOOD " nummer 85, November - December 2007

het artikel drukken<

De tijd dat het diabetesdieet bestond uit het vermijden van koolhydraatrijke voedingsmiddelen is al lang voorbij. De huidige aanbeveling luidt: een klassieke en evenwichtige voeding. Wat mogen diabetespatiënten in de toekomst nog verwachten? Tijdens het laatste diabetescongres werden een aantal wetenschappelijke lezingen gehouden die wellicht nieuwe accenten in de behandeling van huidige en toekomstige diabetespatiënten zullen leggen.

Een betere risicocontrole

Voor wat het inschatten van het cardiovasculair risico bij diabetespatiënten betreft doet de huisarts alsnog beroep op een cardioloog. Hij ziet er op toe dat de cardiovasculaire risicofactoren onder controle gehouden worden: de glycemie, bloedlipiden, arteriële bloeddruk, rookgedrag, lichaamsgewicht, ... Tal van onderzoeken tonen aan dat een verscherpte controle van deze risicofactoren overduidelijk leidt tot een verlaagd cardiovasculair risico. Zo blijkt uit de resultaten van een 10 jaar lopende studie dat het risico op diverse complicaties (microvasulaire aandoeningen, retinopathie, infarct, ...) significant daalt wanneer diabetespatiënten er in slagen hun HbA1c-waarde te doen dalen van 7.9 naar 7.0 %. Ook wanneer de vetinname goed onder controle gehouden wordt, kan het cardiovasculaire risico met 37 % teruggeschroefd worden. Het punt waarop in het bijzonder moet worden gelet is de controle van de bloeddruk. In geval de diastolische druk op een waarde van 80 kan worden gehouden, is het cardiovasculaire risico voor een diabetespatiënt vergelijkbaar met dat van een niet-diabeticus. Prof. André Scheen (Universiteit Luik) betreurt dat de in de realiteit vastgestelde waarden verre van ideaal zijn. Het komt er vooral op aan de moed niet te laten zakken. Zelfs een bescheiden verbetering van één van de risicofactoren heeft een niet te verwaarlozen positieve invloed op het totale risico. Ook stelt de professor dat de hygiëne- en dieetmaatregelen, in het bijzonder bij type 2 diabetes, van cruciaal belang zijn. Hij brak ook een lans voor het in stand houden van een optimaal lichaamsgewicht door regelmatig fysieke activiteiten in te lassen, wat ook ten goede komt aan alle andere risicofactoren. Hij wees ook op het belang voor een goede regeling van de glycemie van de type 2 diabetespatiënt en dit zonder medicatie!

Insuline anders bekeken

Veel insulinedependente diabetespatiënten stellen nog al te vaak hun maaltijdinname af op hun insuline-inspuitingen. Hierin lijkt een kentering in te komen. De behandelingen worden afgestemd op de voeding en aan de gezondheidsmedewerkers wordt gevraagd een specifieke begeleiding te geven met betrekking tot deze nieuwe benadering. Bij een functionele insulinetherapie wordt een basale, traagwerkende insuline toegediend in combinatie met een ultrasnelle insulinedosis, afgestemd op de hoeveelheid koolhydraten ingenomen via de voeding. Deze behandeling, aldus nog dr. Isabelle Paris (Katholieke Universiteit Leuven) is weliswaar vrij kostbaar maar kan de levenskwaliteit van de patiënten dermate verbeteren dat het de moeite loont dergelijke behandeling in overweging te nemen. Deze functionele insulinetherapie laat onder meer toe de ziekte opnieuw onder controle te krijgen, wat wellicht het belangrijkste overtuigende element is en de eventuele nadelen rechtvaardigt. Deze zijn onder meer de bijkomende injecties en glycemische controles, de noodzakelijke begeleiding en tevens de eraan verbonden meerkost. Een andere te overwegen behandeling is de insulinepomp. In de jaren 80 werden ze geïntroduceerd en zijn inmiddels sterk geperfectioneerd. Met een insulinepomp kan de glycemie op een continue wijze gecontroleerd worden. Het is een techniek die het best de werking en reactie van de pancreas nabootst. Recente modellen zijn bijzonder geperfectioneerd en zeer doeltreffend. Zowel de nauwkeurigheid als de regeling van de terugkoppeling tussen de vastgestelde glycemiewaarden en het vrijgeven van de insuline staan bijzonder goed op punt. Bij een klassieke behandeling van een insulinedependente diabeticus kunnen de schommelingen tussen de controlemomenten wel eens verschillen. De patiënt is zich daar niet altijd van bewust, terwijl deze schommelingen juist de oorzaak kunnen zijn van een te hoge HbA1c-waarde. Een insulinepomp lijkt een ideale oplossing te bieden voor moeilijk of slecht onder controle te houden diabetespatiënten, op voorwaarde evenwel dat ze hiervoor voldoende gemotiveerd zijn.

Incretines doen hun intrede

De laatste jaren breidt het onderzoeksterrein zich steeds verder uit. Dit heeft onder meer geleid tot een nieuwe behandelingmethode van diabetes, met name door gebruik te maken van incretines. Het zogenaamde 'incretine-effect', aldus prof. Françoise Féry (Vrije Universiteit Brussel) verwijst naar het verschil tussen insulinesecretie als gevolg van de orale inname van glucose en de inname van een zelfde hoeveelheid intraveneus toegediende glucose. De insulineproductie, groter wanneer de glucosebelasting oraal wordt toegediend, was het uitgangspunt om het 'incretine-effect' te verklaren. Glucose stimuleert intestinale cellen die onder meer het GPL-1 (Glucagon-Like Peptide-1) afscheiden, een hormoon dat op zijn beurt de secretie van insuline stimuleert. Men neemt aan dat na de inname van een maaltijd het 'incretine-effect' voor 20 tot 60 % verantwoordelijk is voor de secretie van insuline. Dit wijst op het belang van deze denkpiste in het verband met de insulineregeling.

Het toedienen van het GPL-1 wordt derhalve als een interessant alternatief voor de inspuiting van insuline aanzien. Een belangrijke belemmering is evenwel de bijzonder korte halfwaardetijd (om en bij de twee minuten). Van zodra het GPL-1 in de bloedbaan terecht komt, wordt het hormoon zeer snel enzymatisch afgebroken waardoor slechts een uiterst kleine hoeveelheid de doelorganen (pancreas en hypothalamus) bereikt. In de hypothalamus, tevens het deel van de hersenen dat de eetlust regelt, zitten GPL-1 receptoren. Dit zou er kunnen op wijzen dat het GPL-1 hormoon een belangrijke rol speelt bij het regelen van het verzadigingsgevoel.

Er werden twee diabetesbehandelingen gebaseerd op het gebruik van het GLP-1 op punt gesteld. Vooreerst het gebruik van stoffen die het enzym verantwoordelijk voor de vernietiging van het GLP-1 inactiveren. Hierdoor wordt de werkingstijd van het hormoon aanzienlijk verlengd. Hoe het mechanisme van deze vernietigende bestanddelen precies werkt is tot op heden nog niet helemaal duidelijk, wat de toepassing tot op heden dan ook onmogelijk maakt. Een andere oplossing bestaat erin analoge stoffen als het GLP-1 te gebruiken. Stoffen die niet vernietigd worden en eveneens de capaciteit hebben zich op de receptorcellen van de hypothalamus vast te zetten. Dit heeft geleid tot een behandeling, momenteel reeds toegepast in de Verenigde Staten, waarbij de glycemie door gemiddeld twee injecties per dag onder controle kan gehouden worden. Dergelijke behandeling biedt diverse voordelen: het risico op een hypo-glycemie is zo goed als uitgesloten en de niet te verwaarlozen invloed - weliswaar beperkt, maar duurzaam - op het verzadigingsgevoel bevordert de controle van het lichaamsgewicht. Analogen van het GLP-1 met een lange werking zijn momenteel volop in ontwikkeling. De medische ontdekkingen mogen zeker geen voorwendsel zijn om bij diabetici minder aandacht aan een evenwichtige voeding te besteden. Ze bieden wel een aantal concrete en gunstige perspectieven om de regeling van de glycemie te verbeteren en bijgevolg ook een daling van het risico op micro- en macrovasculaire complicaties kenmerkend voor deze aandoening.

magali Jacobs

Referenties

Derde Diabetescongres. Wetenschappelijk programma. Zaterdag 13 oktober 2007, Brussel.

hoog van bladzijde


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés