.
 

Archieven> N°71 > artikel
<< previous next >>

Cholesterol : meer goede, minder slechte

Nutritionele maatregelen om de cholesterolemie onder controle te houden zijn legio, jammer genoeg worden ze vaak onvoldoende benut. Ze moeten vooral in het plantenrijk gezocht worden. Voor het eerst kon duidelijk worden aangetoond dat een voeding rijk aan plantaardige bestanddelen een hypocholesterolimiërende werking heeft en dit los van de ingenomen vetten.

Door Nicolas Guggenbühl

" HEALTH & FOOD " nummer 71, Mei/Juni 2005

het artikel drukken

Om de cholesterol onder controle te houden wordt doorgaans in de eerste plaats naar de voedingsvetten gekeken. Bij het grote publiek is hun invloed evenwel verre van duidelijk. Zo wordt al te vaak gekeken naar cholesterolrijke voedingsmiddelen, terwijl deze niet de eerste bekommernis zijn, al is het uiteraard wenselijk deze onder controle te houden. Vermeldingen op de verpakking als ‘zonder cholesterol’ of ‘0 % cholesterol’ - in het midden gelaten of de vlag wel de lading dekt - maken dat de aandacht al te sterk op de vermeende ‘vijand nummer één’ gevestigd wordt en dit ten nadele van de belangrijkste voorzorgsmaatregel : het beperken van de verzadigde (en trans) vetzuren.

De enkelvoudig onverzadigde vetzuren (EOVVZ) krijgen de wind in de rug. Aan hun ambassadeur, de olijfolie, de parel van de mediterrane voeding, worden soms ook overdreven hypocholesterolimiërende eigenschappen toegemeten. De verhouding tussen LDL en HDL kan met EOVVZ in beperkte mate verbeterd worden, maar hun invloed op het totaal cholesterolgehalte is eerder beperkt. De hypocholesterolimiërende invloed van de meervoudig onverzadigde vetzuren daarentegen, in het bijzonder de familie van de omega-6 vetzuren, onder meer aanwezig in zonnebloem- en maïsolie, werd wel uitvoerig onderzocht en bevestigd. Vooral in het kader van een vetbeperkt dieet hebben ze een uitgesproken invloed op de LDL-cholesterol, maar ook op de HDL-cholesterol. Omega-3 vetzuren tenslotte hebben vooral een positieve invloed op de LDL/HDL verhouding. Hun invloed op het totaal cholesterolgehalte is, vergelijkbaar met die van de EOVVZ, minder uitgesproken.

Voedselclaims

In tal van wetenschappelijke publicaties is het verband tussen een in hoofdzaak plantaardige voeding en cholesterolemie uitvoerig beschreven. Dit is onder meer het geval voor producten waaraan plantaardige sterolen of stanolen werden toegevoegd. Tot op heden zijn dit dé voedingsstoffen met de meest hypocholesterolimiërende eigenschappen. Ook de Food and Drug Administration (FDA) is hiervan overtuigd en laat het gebruik van voedselclaims voor deze producten toe, producten die in geval van hypercholesterolemie zelfs in de Amerikaanse voedingsaanbevelingen zijn opgenomen.

Bepaalde voedingsvezels, hoewel hun werking minder uitgesproken is, blijken in staat te zijn de cholesterolemie te doen dalen. Dit geldt in het bijzonder voor vezels uit haver en psyllium (vlozaad) die rijk zijn aan bèta-glucanen. Ook voor deze twee voedingsmiddelen zette het FDA het licht op groen en mogen ze van een voedingsclaim voorzien worden. Ook soja komt in het rijtje voor : soja-eiwitten doen de LDL-cholesterol significant dalen, zonder aan de HDL-cholesterol te raken. Voor zoverre een product tenminste 6.25 g soja-eiwit bevat, of wanneer vermeld wordt dat minstens 25 g soja-eiwit per dag moet ingenomen worden, laat de FDA hier ook het gebruik van gezondheidsclaims toe.

Plantaardig mysterie

Hoewel nog tal van andere plantaardige voedingsmiddelen mogelijk aanspraak maken op een hypocholesterolimiërende invloed, is hun afzonderlijke werking nog niet helemaal duidelijk. Nochtans, uit tal van studies blijkt duidelijk dat een plantaardige voeding (rijk aan groenten, fruit, volle graangewassen, peulvruchten, …) een positieve invloed heeft op het lipidenprofiel in het bloed. Bij het herzien in 2000 van de vroegere voedingsaanbevelingen (1993 en 1996), legde de American Heart Association in verband met de vetten in de voeding, een bijzondere klemtoon op het gebruik van plantaardige producten in de voeding : de consumptie van groenten en volle graanproducten moet aangemoedigd worden.

Wanneer de voeding van personen die veel gelijkenis vertoont met een vegetarische voeding van naderbij bekeken wordt, ziet men dat het profiel van de vetzuren beduidend beter is : deze bevat minder verzadigd en meer onverzadigd vet. Toch is het niet duidelijk of het hypocholesterolimiërend effect afkomstig is van het vetzurenprofiel dan wel als gevolg van andere eigenschappen in hun voeding. Om hierop mogelijk een antwoord te kunnen formuleren, startten onderzoekers aan de Stanford Universiteit, Californië, een klinische studie. Er werden twee soorten voeding gebruikt die in bepaalde opzichten met elkaar vergelijkbaar waren : de totale hoeveelheid vet, de vetzuursamenstelling en de hoeveelheid cholesterol waren in beide voedingen gelijk.

Teentje look

Honderdtwintig volwassenen, tussen 30 en 65 jaar oud met een matige hypercholesterolemie (LDL van 130 tot 190 mg/dl), werden in twee groepen verdeeld. Gedurende vier weken kregen ze een matige vetarme voeding. Het aandeel van de vetten bedroeg 30 % van de totale energieaanbreng, 10 % van de energie was afkomstig van verzadigd vet en ze namen ongeveer 100 mg cholesterol in per dag. Groep 1 kreeg een ‘klassieke’ voeding waarbij heel wat vetarme levensmiddelen werden ingeschakeld, zoals magere kaas, vetarme lasagne, vetarme en suikerrijke snacks. In groep 2 werd er vooral op toegezien dat veel meer groenten, gedroogde groenten (erwten, tuinbonen, linzen, …), volle graanproducten en fruit op het menu stonden. In deze groep werden ook soja-eiwitten in de voeding verwerkt (16 g per 2000 kcal), look (iets meer dan een teentje per dag) en aanzienlijk meer vezels (20 g meer dan groep 1, waarvan eenderde oplosbare vezels).

Om in beide groepen tot perfect dezelfde samenstelling qua macronutriënten te komen moesten, in het kader van een studie die een daling van de cholesterolemie beoogde, toch wel een aantal bijzonder verrassende aanpassingen gebeuren. Zo moesten in de ‘eerder vegetarische groep’ verzadigde vetten en cholesterol, onder de vorm van boter, kaas en eieren worden toegevoegd …

Dubbel effect

Na verloop van de vier weken was het hypocholesterolimiërend effect van de voeding in groep 2 bijna dubbel zo hoog in vergelijking met groep 1. Het totaal cholesterolgehalte daalde met 17.6 mg/dl in groep 2 (terwijl dit in groep 1 slechts 9.2 mg/dl bedroeg), en de LDL-cholesterol daalde met 13.8 mg/dl (tegen 7.0 mg/dl). Voor beide parameters waren deze verschillen statistisch significant. Daartegenover traden er aangaande de HDL-cholesterol of de triglyceriden geen significante verschillen op.
Uit de resultaten van de studie blijkt dus duidelijk dat bovenop de aangepaste veteigenschappen van de voeding men er alle belang bij heeft van een eerder ‘klassieke’ voeding naar een meer ‘vegetarische’ voeding te evolueren dus meer groenten, fruit, peulvruchten en producten op basis van volle granen. Ter aanvulling nog dit : om tot een zo groot mogelijke medewerking en controle over de maaltijden te komen en te behouden werd alle voedsel en drank die tijdens het experiment werden gebruikt aan de deelnemers gratis ter beschikking gesteld. Hiermee kunnen dus moeilijk conclusies omtrent haalbaarheid of effecten op lange termijn getrokken worden. Wel wordt op basis van dit wetenschappelijk gefundeerd onderzoek aangetoond dat ‘het wel degelijk kan’ en moet verder gezocht worden hoe de principes van de voeding uit groep 2 duurzaam in de praktijk kunnen worden uitgewerkt.

Nicolas Guggenbühl
Diëtist voedingsdeskundige

Referentie :
Gardner CD et al. Ann Intern Med 2005;142(9):725-33.

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés