.
 

Archieven> N°69 > artikel
<< previous next >>

Zwaarlijvigheid:
de school als bakermat voor veranderingen

Zwaarlijvigheid bij jongeren onder controle houden is een van de meest uitdagende opdrachten voor het medisch korps. Dit vergt evenwel een grondige aanpak van het probleem, waarin de opleiding een belangrijke rol speelt. In sommige scholen wordt preventief opgetreden door zaken te 'verbieden', terwijl in andere experimenten ook goede resultaten verkregen worden door een zachtere aanpak. Dit is onder meer het geval met het project Villes Santé dat in 1992 in Noord-Frankrijk werd opgestart, en sindsdien al navolgers kent.

Door Nicolas Guggenbühl

" HEALTH & FOOD " nummer 69, Januari/Februari 2005

het artikel drukken

Het levensritme verloopt alsmaar sneller ! Dit geldt ook voor type 2 diabetes: steeds meer jonge volwassenen en zelfs adolescenten krijgen hiermee af te rekenen. Steeds meer jongeren lijden aan overgewicht, wat weinig belovend is voor de volwassenen van morgen. Het probleem binnen zeer korte termijn oplossen is utopisch. Wat wel in de eerste plaats kan en moet gedaan worden is het probleem van zwaarlijvigheid bij jongeren een halt toeroepen en het probleem zien te voorkomen.

Kwestie van aanpak

Sommigen zijn voorstanders van de ‘harde’ aanpak, zoals het verbieden van drankautomaten met frisdranken op school, of andere ontradingsmethoden zoals het belasten van voedingsmiddelen die als ‘ongezond’ worden bestempeld. Hierbij stellen zich evenwel enkele problemen : is het goed de smaak van water als belangrijkste drank voor kinderen te stimuleren? Hoe kan de gewoonte: ‘eet gezonde voedingsmiddelen’ op school aangeleerd of gestimuleerd worden? Of de politiek van ‘verbieden’ wel de goede is, wordt sterk in vraag gesteld en heeft al zijn beperkingen gesteld. Deze methode lijkt niet beter te zijn dan de positieve aanpak, zijnde kinderen leren gezond te eten, leren meer groenten en fruit te eten. Bij de ‘verbodspolitiek’ worden kinderen aangetrokken om verboden voedingsmiddelen te eten, bij de ‘begeleidingspolitiek’ wordt geleerd dat groenten absoluut noodzakelijk zijn, waardoor de afkeer voor groenten afgezwakt wordt… Gelukkig zijn er ook andere zienswijzen die voor een fundamentele aanpak opteren, waarbij voedingsvoorlichting het speerpunt is.

‘EPODE’ steden

EPODE staat voor Ensemble, Prévention l’Obésité Des Enfants. In tien Franse steden werd met dit experiment gestart, waarbij zowat een half miljoen inwoners bij betrokken zijn, met als doel : het probleem van zwaarlijvigheid in goede banen leiden. Een belangrijk onderdeel van het project is de wetenschappelijke onderbouw, zo worden bijvoorbeeld de PNNS-aanbevelingen (Programme National Nutrition Santé) gehanteerd. Dit laat toe de krachten synergetisch te bundelen en – op een wetenschappelijke basis – gezamenlijk acties rond hetzelfde thema te organiseren. In ons land schiet dergelijke wetenschappelijke aanpak schromelijk tekort.
De primaire preventieacties zijn vooral gericht naar de gezinnen, de leerkrachten, toeleveringsbedrijven en gemeenteraadsleden. Er worden bijeenkomsten georganiseerd, informatiebrochures, kleine posters verspreid, persartikels gepubliceerd, … dit alles om lokale medewerkers, gezondheidsmedewerkers, leerkrachten en gezinnen degelijk te informeren. Leerkrachten kunnen zich inschrijven in een systeem met bevoorrechte informatie. Hierbij is het zeker niet de bedoeling dat ze als vervanger van de arts optreden of al te normatieve informatie zouden verstrekken, wat contraproductief zou werken. De pedagogische informatie die ze krijgen is vooral bedoeld om de hun lessen over gezonde voeding beter te kunnen documenteren en gezonde voeding op een positieve wijze te kunnen overbrengen, zonder de term ‘verboden’ te gebruiken of zonder zelfs over zwaarlijvigheid te praten.

Actieve scholen

Om de kleine krullenbollen tot beweging aan te zetten, wordt het lessenprogramma speciaal aangepast. Er worden meer lessen ontspanning ingelast waardoor ze spontaan, onder de vorm van spel en sport, dagelijks 15 tot 30 minuten fysiek bewegen. Ook aan de schoolrestauratie wordt speciale aandacht besteed. Op een speelse wijze worden educatieve kookprogramma’s ingericht waarbij diëtisten kinderen leren koken met groenten, fruit, … en ook smaakateliers organiseren.
Om het belang van voeding en fysieke activiteit te onderlijnen wordt ieder jaar in de deelnemende steden een Week van de Voeding, Fysieke Activiteit en Sport georganiseerd. De burgemeesters van de betrokken steden moeten uiteraard bijzonder gemotiveerd zijn. Er wordt een projectleider aangesteld die door de stad vergoed wordt en als taak heeft alle acties die rond het project georganiseerd worden te coördineren.
EPODE doet ook aan secundaire preventie waarbij kinderen met overgewicht of risicokinderen van nabij worden gevolgd. In het kader van de evaluatie van het project worden alle kinderen eenmaal per jaar gemeten en gewogen. Dit moet toelaten om om de vijf jaar een stand van zaken op te maken in verband met het voorkomen van zwaarlijvigheid in de EPODE-steden.

Nutritionele scores

Hoewel het EPODE-project nog geen aantoonbare bewijzen van doeltreffendheid heeft geleverd, is het project gebaseerd op de bevindingen van dé Gezondheidssteden Fleurbaix en Laventie, waar wel al goede resultaten werden behaald. Deze twee steden uit de Pas-de-Calais werden als pilootsteden gekozen omdat het voorkomen van zwaarlijvigheid daar twee maal zo hoog is en er een hogere cardiovasculaire sterfte vastgesteld wordt in vergelijking met andere streken in Frankrijk. Sinds 1992 zijn ze dan ook dé steden bij uitstek om de campagne omtrent preventieve gezondheid te evalueren.
Het eerste onderzoek in Fleurbaix en Laventie wilde nagaan of de voedingsvoorlichting die door de leerkrachten op school wordt gegeven, en deel uitmaakt van het officiële lessenpakket, wel degelijk vruchten afwerpt. De voedingsvoorlichting werd in de les biologie geïntegreerd. De inhoud van het totale lessenpakket, met uitzondering van alle items die betrekking hadden op de voeding, werd in de twee pilootscholen en in de twee getuigenscholen op elkaar afgestemd.
De bekomen resultaten met betrekking tot de voedingskennis in Fleurbais en Laventie (gebruikte beoordelingscriteria waren onder meer: een menu evalueren op evenwichtige voeding, een evenwichtige voeding samenstellen, …) waren beduidend beter in vergelijking met de twee andere getuigensteden (53.1 % goede antwoorden tegenover 42.2 %).

Gewoontes veranderen

Iedereen weet hoe het moet, maar daarom doet niet iedereen wat moet ! Heeft het feit dat de kinderen van Fleurbais en Laventie beter scoren voor wat voedingskennis betreft een invloed op wat op hun bord komt? De voeding van de kinderen werd vóór en vier jaar na het project geëvalueerd. Er waren duidelijk aantoonbare veranderingen. Zo daalde het verbruik van boter (125 g per week per gezin) met 50 % terwijl in de getuigensteden de daling veel minder uitgesproken was (slechts 25 %).
De aard van de vetten die in de ‘gezondheidssteden’ , in vergelijking met de getuigensteden, wordt gebruikt is meer gevarieerd, er worden minder zoute aperitiefkoekjes, chocoladerepen, pizza of quiches en gevulde croissants gegeten. Het eten van frieten daalde met 30 % tegen 14 % in de getuigensteden. Er worden meer droge groenten gegeten (de kinderen leerden die kennen op school en brachten die mee naar huis). In het verbruik van fruit en groenten was geen significant verschil te merken.

Gewijzigd gewicht

Hebben al deze wijzigingen ook een invloed op het lichaamsgewicht? In de steden Fleurbais en Laventie daalde de energieaanbreng in beperkte mate (1 768 kcal/d tegenover 1 888 kcal/d in de getuigensteden). Dit was voornamelijk te wijten aan de verminderde vet- en eiwitinname, respectievelijk 75 g/d versus 81 g/d en 66 g/d versus 70 g/d.
De BMI bij de vrouwen ligt beduidend lager (23 kg/m2 tegenover 24 kg/m2). Opmerkelijk toch wel dat bij de jongens in de periode tussen 1992 en 2000 geen wijziging in het voorkomen van overgewicht en zwaarlijvigheid werd vastgesteld. Bij de meisjes wijzen de cijfers op een niet significante verhoging van het voorkomen van overgewicht en zwaarlijvigheid. Deze resultaten mogen als een succes aanzien worden. Het hoofddoel van het PNNS-programma was immers : overgewicht en zwaarlijvigheid bij kinderen op het huidig niveau stabiliseren. Mede op basis van deze goede resultaten werd het project uitgebreid naar de EPODE-steden.

Begeleiding via telefoon

Een nieuwe fase in het project van de steden Fleurbais en Laventie is het recente voorstel om, eens per jaar, de mogelijkheid om de voeding van de gezinsleden door te lichten. Op basis van deze evaluatie, een gesprek dat samen met een diëtiste aan huis plaatsvindt, worden er raadgevingen gegeven voor het hele gezin. Gezinnen die dit wensen of in een risicosituatie verkeren, kunnen zelfs regelmatig beroep doen op een diëtiste die voor telefonisch advies ter beschikking staat.
Het is aan de behandelende geneesheer om aan iemand met overgewicht aan te bevelen om van deze diensten gebruik te maken. Het doel van deze begeleiding is de PNNS-aanbevelingen zo goed mogelijk bij het brede publiek in te burgeren; deze zijn met name: meer groenten en fruit eten, minder vet gebruiken, meer koolhydraten inschakelen en meer aan fysieke activiteit doen: minstens het equivalent van een half uur intensief stappen per dag.

Wel of geen belastingen ?

Moeten voedingsmiddelen met te veel vetten en/of suiker, naar het voorbeeld van rookwaren, belast worden? Uiteraard is de voedingssector geen vragende partij en vinden de meeste consumenten dergelijke maatregelen ook geen goed voorstel. Althans dit zijn de bevindingen van een onderzoek dat bij Europese consumenten werd gevoerd (zie Health and Food nr. 67) alsook uit een recent onderzoek dat bij 1 047 Amerikaanse gezinnen werd uitgevoerd door RTI International (een non-profit onderzoeksinstituut in Noord Carolina). Hoewel de respondenten over het algemeen niet te vinden zijn voor een taxatie van ‘junk food’, zijn ze wel voorstander om de vrije beschikbaarheid van minder gezonde voedingsmiddelen in voedingsautomaten en cafetaria in scholen enigszins te beperken. Evenwel worden niet alle vormen van taxatie verworpen: meer dan 70 % gaat ermee akkoord een belasting van 25 $ te heffen op het inkomen om interventieprogramma’s voor zwaarlijvige kinderen, betaald door de overheid of de scholen, te organiseren. Er zijn geen aanwijzingen dat dit ook in België zal gebeuren, en zelfs als dit het geval zou zijn, zullen er daarenboven nog heel veel tijd, energie en vooral middelen in onze schamele Belgische voedingsvoorlichtingsprogramma’s moeten gepompt worden.

Nicolas Guggenbühl
Diëtist voedingsdeskundige

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés