.
 

Archieven> N°68 > artikel
<< previous next >>

Opgelet voor aandachtstoornissen

In ons land waar het schoolsysteem een van de minst goede is in Europa, zijn sommige kinderen nog meer benadeeld dan andere. Zou de voeding daar iets kunnen aan verbeteren?

Door Dr. Jean Andris

" HEALTH & FOOD " nummer 68, December 2004

het artikel drukken

Niemand ontkent nog dat de kwaliteit van de voeding bij kinderen een invloed heeft op hun schoolprestaties. Al lang werd in studies aangetoond dat een degelijk ontbijt de intellectuele prestaties in de voormiddag verbetert.
Maar sommige kinderen hebben meer schoolmoeilijkheden dan andere omwille van aandachtstoornissen. Ze lijden aan wat men in het Engels de ADHD of Attention Deficit Hyperactivity Disorders noemt.

Veel parasietgedachten

Dat zijn psychische toestanden (sommigen gaan zelfs zover te zeggen dat het psychiatrische aandoeningen zijn maar die term lijkt ons wat overdreven) waarbij het kind uitgesproken problemen met gedrag en concentratie vertoont. Die kinderen zijn drie keer meer gevoelig voor stress dan andere en vooral hun schoolresultaten zijn slecht. Ook hun professionele en sociale toekomst komt daardoor later in het gedrang. Ze lijden bovendien aan slaapstoornissen, met name laattijdig inslapen voor hun leeftijd. Er werd grote vooruitgang geboekt bij de behandeling van deze aandoeningen, met name met het geneesmiddel methylfenidaat. Paradoxaal is dat het hier om een stimulerend middel gaat. De verklaring voor het effect ervan bij hyperactieve kinderen zou te maken hebben met het gebrek aan inhibitie bij die kinderen en het medicament zou de centrale inhiberende systemen stimuleren zodat aldus de parasietgedachten zich minder voordoen. De kinderen kunnen zich dan langer op een idee of een taak concentreren en ze worden minder gestoord door echte lawines aan ideeën of neigingen om van alles te doen waardoor ze overspoeld en afgeleid worden.

Een rol bij de synapsen

De laatste jaren is gebleken dat sommige voedingsstoffen of micronutriënten eveneens een invloed zouden kunnen uitoefenen op het vermogen tot aandacht en de stoornissen ervan. Het zijn echter op zich alleen geen echte behandelingen. Dat geldt voor de meervoudig onverzadigde vetzuren, met name de omega-3 en bepaalde mineralen zoals magnesium.
De meervoudig onverzadigde vetzuren met lange ketens zijn overvloedig aanwezig in de fosfolipen van de celmembranen, ook in de zenuwcellen en hun synapsen. Ze oefenen tegelijk een structurele en fysiologische functie uit die de functie van die synapsen lijkt te beïnvloeden. Ze zouden in het bijzonder een modulerend effect hebben op de centrale dopaminergische en serotoninergische circuits. Dat zou volgens BK Puri van het Hammersmith Hospital in Londen gedeeltelijk de effecten van die vetzuren verklaren op de aandachtstoornissen.

Een evident tekort

Samen met Richardson, die heel wat onderzoek verrichte over dat onderwerp, vertrekt Puri van volgende vaststelling : de manier van voeding bevordert gebrek aan micronutriënten, met name essentiële vetzuren. Het dagelijks leven wordt alsmaar meer stresserend en kinderen zijn daarvan het eerste slachtoffer. Dat bevordert dan ook hun performante aandacht niet. Op basis van die hypothese hebben Richardson en Puri de idee gehad aan een groep van 41 kinderen tussen 8 en 12 jaar oud met ADHD supplementen te geven met omega-3 en omega-6 of een placebo na randomisatie. In het begin was er geen verschil tussen beide groepen kinderen wat betreft de scores van algemeen gedrag en cognitieve prestaties. Maar na drie maanden dieet hebben de auteurs vastgesteld dat die scores significant beter waren bij de kinderen met supplement dan bij die met placebo.

Via carnitine

Het metabolisme van de PUFA wordt met name beïnvloed door carnitine, een klein wateroplosbaar molecule dat de rol van transportstof speelt voor vetzuren. Het is onontbeerlijk voor de oxidatie van de vetzuren met lange keten in de mitochondrieën, stimuleert de oxidatie van pyruvaat en doet de concentraties van acyl-CoA dalen. Acetylcarnitine vormt een energiereservoir in evenwicht met acetyl-CoA. Dat laatste kan op zijn beurt geoxideerd worden in de Krebs-cyclus maar kan eveneens acetyl aanleveren voor de synthese of verlenging van de vetzuren en voor de synthese van steroïden of acetylcholine. Vandaar de idee om te pogen het metabolisme van de vetzuren met lange keten te beïnvloeden via carnitine.

Van Oudheusden en Scholte hebben een studie uitgevoerd bij 24 Nederlandse kinderen tussen 6 en 12 jaar oud, bij wie de diagnose van ADHD was gesteld. Na randomisatie kregen ze in dubbelblind ofwel een supplement van 100 mg/kg/d carnitine in twee giften per dag ofwel een placebo. Bij de studie was ook een dubbele cross-over : placebo-carnitine-placebo of carnitine-placebo-carnitine. Elke fase duurde acht weken. Voor de behandeling werden de gedragscores bepaald (totale score, score van aandacht, agressiviteit en delinquentie). Die waren duidelijk slechter bij kinderen met ADHD dan bij kinderen die als normale controles fungeerden. Uit de uitgevoerde tests tijdens de fase van inname van carnitine kon bepaald worden dat 13 kinderen reageerden (verbetering van de scores met meer dan 30 %). De concentraties carnitine en acetylcarnitine in het plasma waren significant hoger bij de kinderen die reageerden dan bij hen die niet reageerden.

De vingerknip

Een ander middel om te pogen het metabolisme van de omega-3 en omega-6 verturen te veranderen bestaat eruit de aanwezigheid te bevorderen in het lichaam van voldoende hoeveelheden coenzymes die nodig zijn voor dat metabolisme. Het delta-6-desaturase is een enzym dat het alfa-linoleenzuur omzet in stearidonzuur in de omega-3 keten en het linoleïnezuur in gamma-linoleenzuur in de omega-6 keten. Die twee fasen vormen elk de eerste omzetting van de twee essentiële vetzuren in hun respectievelijke klasse. Het delta-6-desturase heeft als coenzymes vitamine B6, magnesium en zink nodig. Verschillende auteurs hebben tekorten vastgesteld met name van magnesium bij kinderen met ADHD. Die vaststelling ligt aan de basis van de idee van suppletie met dat micronutriënt, zoals diverse auteurs hebben gepoogd.

Daartoe behoren Starobrat-Hermelin en Kozielec die 50 kinderen tussen 7 en 12 jaar oud met ADHD en met een tekort aan magnesium in het bloed (plasma en rode bloedlichaampjes) hebben onderzocht. Die kinderen kregen gedurende 6 maanden supplementen met magnesium a rato van 200 mg/d naast de klassieke farmacologische therapie. Een andere groep van 25 kinderen werd enkel op klassieke manier behandeld. Na die periode was het gehalte in de weefsels van magnesium gestegen en de hyperactiviteit significant afgenomen bij de kinderen die de supplementen hadden gekregen. Die toename werd niet enkel vastgesteld in vergelijking met de concentratie in het begin van de studie maar eveneens in vergelijking met de kinderen die als controle dienst deden.

Te volgen pistes

De literatuur omtrent de effecten van bepaalde voedingsstoffen die een invloed kunnen uitoefenen op het metabolisme van de omega-3 en omega-6 vetzuren wordt geleidelijk aan uitgebreider. Natuurlijk dienen de argumenten in het voordeel van hun belang bij ADHD nog verder onderbouwd. Maar de huidige gegevens zijn al positief en in een situatie waar het therapeutisch arsenaal nog beperkt is, is het belangrijk te beschikken over eenvoudige middelen bij de aanpak van ADHD.

Dr. Jean Andris

Referenties :
Richardson AJ, Puri BK. Prog Neuro-Psycho-Pharmacol 2002; 26: 233-9
Starobat-Hermelin B, Kozielec T. Magnes Res 1997; 10: 149-56
Van Oudheusden LJ, Scholte HR. Prostagl, Leukotr Ess fatty Ac. 2002; 67(1): 33-8

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés