.
 

Archieven> N°68 > artikel
<< previous next >>

Wanneer het hart op hol slaat

Wat schadelijk is voor het hart, is dit het ook voor de hersenen? Leidt een verlaging van het cholesterolgehalte tot een verminderd risico op de ziekte van Alzheimer? Recent onderzoek toont ondubbelzinnig aan dat cardiovasculaire en cerebrale gezondheid gemeenschappelijke nutritionele banden hebben.

Door Nicolas Guggenbühl

" HEALTH & FOOD " nummer 68, December 2004

het artikel drukken

De hypothese dat cardiovasculaire risicofactoren en het metabool syndroom (dat aandoeningen zoals abdominale obesiteit, dyslipidemie, hypertensie en hyperglycemie groepeert) een rol spelen in de pathogenese van de ziekte van Alzheimer en van vasculaire dementie, wint als maar meer aan geloofwaardigheid. Uit tal van wetenschappelijk onderzoek, uitgevoerd zowel bij mens als dier, blijkt dat een te hoog cholesterolgehalte een belangrijke risicofactor betekent voor de ziekte van Alzheimer. Het is derhalve helemaal niet uitgesloten, al is dit nog helemaal niet bewezen, dat een vermindering van het cholesterolgehalte het risico op deze aandoening aanzienlijk doet dalen. Onderzoekers hebben recent wel aangetoond dat door een verlaging van het cholesterolgehalte de ontwikkeling van de ziekte kan worden afgeremd.

Cholesterol als mikpunt

De resultaten van de pilootstudie ADCLT (Alzheimer’s Disease Cholestrol-Lowering Treatment Trial) werden onlangs voorgesteld tijdens een bijeenkomst van de American Heart Association. De studie werd dubbelblind en placebo gecontroleerd uitgevoerd bij 46 mannen en vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 78 jaar, getroffen door een lichte tot matige vorm van de ziekte van Alzheimer. Als medicatie bij de behandeling kregen alle patiënten cholinesteraseremmers toegediend en vijfentwintig onder hen kregen daarbij nog een hypocholesterolimiërend middel op basis van statine (80 mg atorvastatine per dag) toegediend.

Vervolgens werden de patiënten aan een serie van onderzoeken onderworpen, waaronder de MMSE-test (Mini-Mental State Examination), met het oog op het testen van de algemene cognitieve functies. Ook een andere test (een onderdeel van het ADAS-org onderzoek “Alzheimer’s Disease Assessment Scale”), die meer toegespitst is op het meten van de cognitieve functies bij de ziekte van Alzheimer, werd in het onderzoek betrokken. De dagelijkse activiteiten werden nauwkeurig gevolgd, alsook het zich voordoen van depressieve symptomen (met behulp van de “Geriatric Depression Scale” of GDS-schaal).

Vertraagde progressie

Bij aanvang van het onderzoek bedroeg de gemiddelde ADAS-cog score voor beide groepen 20. Na één jaar evolueerde deze score in de controlegroep tot 24, wat wijst op een verslechtering van het prestatievermogen. Bij de groep die het statine kreeg toegediend bleef de score 20, wat een stabilisatie van de toestand betekent. Ook symptomen van depressie kwamen in de controlegroep frequenter voor (de score evolueerde van 6 naar 8 in een jaar tijd) en dit in vergelijking met de groep behandeld met het hypocholesterolimiërend middel, waar de score van 6 naar 4 evolueerde.

Eenzelfde evolutie kon met de MMSE-test worden vastgesteld. In de ‘statinegroep’ bleef de score nagenoeg ongewijzigd (van 20,8 naar 20,4), terwijl die in de controlegroep afnam (van 20,8 naar 18). De resultaten bij het meten van de dagelijkse activiteiten vertoonden een gelijkaardige tendens.

De toestand van 53 % van de patiënten in de ‘statinegroep’ bleef stabiel of verbeterde zelfs, terwijl dat dit maar in 28 % van de gevallen in de controlegroep het geval was. Hoewel deze bevindingen nog door verder en grootschaliger onderzoek moeten bevestigd worden, is nu toch al duidelijk dat de positieve gevolgen van een verlaging van de cholesterolemie zich niet enkel tot de cardiovasculaire sfeer beperkt.

Appelen sparen de zenuwen

De appel, gezondheidssymbool bij uitstek, blijkt nu ook beperkte hypocholesterolimiërende eigenschappen bevatten. Dit zou in hoofdzaak te danken zijn aan de hoge pectineconcentraties die in de vrucht uit het Aarts Paradijs aanwezig zijn. Sinds enkele jaren echter gaat de aandacht van de vorsers vooral naar bepaalde flavonoïden, zoals quercetine, dat zich in de schil van de appel, maar ook in ajuin en in the bevindt. Uit de resultaten van heel wat laboratoriumonderzoeken blijken bepaalde flavonoïden, waaronder het quercetine, anticarcinogene eigenschappen te bezitten. Dank zij hun eigenschap om vrije radicalen te kunnen strikken, zijn ze in staat biologische structuren tegen oxidatieve agressors te beschermen. Uit twee onderzoeken, uitgevoerd aan de Cornell University in de staat New York, zou deze bescherming zich mogelijk ook ter hoogte van de zenuwcellen manifesteren.

In het eerste onderzoek, gepubliceerd in het november/december nummer van de Journal of Food Science, werden twee neuronengroepen bij ratten vergeleken, bij dewelke door middel van waterstofperoxide een oxidatieve stress werd geïnduceerd. Eén populatie werd voorafgaandelijk met fenolextracten uit appelen behandeld, en dit met verschillende concentraties.

De onderzoekers stelden vast dat hoe hoger de concentratie aan appelextract, hoe beter de zenuwen tegen de oxidatieve stress beschermd waren.

Op basis van het tweede onderzoek kon aangetoond worden dat dit beschermend effect voornamelijk te danken is aan het quercetine, waarvan het neuronen beschermend vermogen beduidend hoger is dan dat van vitamine C.

Hoewel het maar om een in vitro experiment gaat met relatief beperkte impact, versterken ze de alom gehoorde spreuk ‘an apple a day keeps de doctor away’ !

Nicolas Guggenbühl

Het X syndroom en geheugen

Ook het metabool syndroom (of X syndroom) is bijzonder verontrustend in verband met de cardiovasculaire gezondheid. Voor het eerst wijst een studie duidelijk op het verband tussen het voorkomen van het syndroom en de verminderde mentale mogelijkheden bij bejaarden (1). Meer dan 2 600 personen, ouder dan 40, werden in een vijf jaar durende prospectieve studie betrokken. Aan de hand van de “eng Modified Mini-Mental State Examination” test werden de cognitieve functies getest. Deze meet onder meer het oriëntatie-, concentratie- en memoriserend vermogen, alsook nog tal van andere mentale factoren. Bij aanvang van de studie scoorden alle deelnemers hoger dan 90 (op een schaal van 100). Een verlies van minstens 5 punten na vijf jaar wijst op een achteruitgang van de cognitieve functies.

Uit het onderzoek blijkt duidelijk dat de prevalentie van de verminderde cognitieve vaardigheden bij personen met een metabool syndroom significant hoger ligt (26 %) in vergelijking met de personen die gespaard bleven van deze aandoening (21 %). Daarenboven stelde men onder de patiënten met een metabool syndroom eveneens vast dat bij diegenen waarbij zich hoge inflammatoire tekenen voordeden, de aantasting van de cognitieve functies nog meer uitgesproken was (30 %) in vergelijking met diegenen met een lager niveau van inflammatoire aantasting.

Daar waar het belang van de inflammatoire toestand bij de cardiovasculaire aandoeningen relatief goed gedocumenteerd is, wijzen meer en meer gegevens dat dit ook geldt voor de ziekte van Alzheimer. De dieetvoorschriften die een controle van de inflammatoire fenomenen in de hand houden, zouden dus niet enkel de gezondheid van het hart ten goede komen, maar ook die van de hersenen.

Mediterrane voeding

Als promotor voor de gezondheid van het hart heeft de mediterrane voeding al alle mogelijke onderscheidingen gekregen. Uit onderzoeken blijkt dat deze voeding ook wel eens een positieve invloed zou kunnen hebben op het aftakelen van de cognitieve functies. Op een ogenblik waarop het metabool syndroom in tal van landen een spectaculaire opmars maakt, is het onnodig eraan te herinneren dat de mediterrane voeding ook hiervoor heilzaam is. Deze stellingname werd onlangs in een in de JAMA gepubliceerde studie (2) bevestigd.

Italiaanse onderzoekers hebben bij personen met een metabool syndroom een vergelijkende studie gemaakt tussen een mediterrane voeding en een ‘voorzichtig’ klassiek dieet. Aan negentig mannen en vrouwen uit de mediterrane groep werd gevraagd meer volle graanproducten in hun voeding in te lassen. De andere groep, ook bestaande uit negentig proefpersonen, volgde een ‘voorzichtig’ dieet. Hun voeding werd als volgt aangepast: minder dan 30 % van de dagelijkse energie is afkomstig van vetten, 50 tot 60 % uit koolhydraten en 15 % uit eiwitten. Aan beide groepen werd gevraagd hun fysieke activiteiten opmerkelijk te verhogen.

Minder ontstekingen

Na twee jaar van onderzoek was het gewichtsverlies bij de ‘mediterrane’ groep opvallend hoger (-4 kg versus -1,2 kg). Het ultragevoelige C-reactieve proteïne (CRP), gebruikt als marker voor infecties, de pro-inflamatoire interleukinen IL-6, IL-7 en IL-8 alsook de insulineresistentie daalden eveneens. De endotheliale functie bleef bij de ‘voorzichtige’ groep ongewijzigd, terwijl deze significant verbeterde in de andere groep. Bij het afsluiten van het onderzoek waren er slechts 40 patiënten uit de mediterrane groep met het metabool syndroom aangetast, terwijl dit er 78 waren in de andere groep…

Zo te zien biedt de mediterrane voeding, die zich stilaan tot in onze contreien aan het verwesteren is, zeer belovende perspectieven voor de behandeling van een aantal moderne gezondheidsproblemen.

Blauwe bosbessen, het ‘nutricijn’ van de toekomst ?

Dat blauwe bosbessen, in het bijzonder de wilde variëteiten, uitzonderlijke concentraties antioxidatieve stoffen bevatten is geen nieuws meer. Onderzoekers verbonden aan het Amerikaanse Ministerie van Landbouw onderzochten deze stoffen en spitsten hun aandacht vooral toe op het pterostilbeen. Het is een in blauwe bosbessen aanwezig antioxidant dat veel gelijkenissen vertoont met het resveratrol dat ook in druiven en wijn teruggevonden wordt. Hun onderzoek, voorgesteld tijdens de 228ste nationale bijeenkomst van de American Chemical Society (Philadelphia, 23 augustus 2004), bestond erin levercellen van ratten met verschillende van samenstellingen van deze antioxidanten in contact te brengen.

De onderzoekers stelden vast dat het pterolstilbeen het sterkste potentieel in zich had om de cellulaire PPAR-alfa receptoren te activeren, receptoren die betrokken zijn bij de reductie van cholesterol en andere vetten. Nog volgens de vorsers is deze activiteit te vergelijken met die van het ciprofibraat, een geneesmiddel dat gebruikt wordt om het cholesterol-, LDL- en triglyceridengehalte te doen dalen, zonder dat er zich secundaire symptomen voordoen.

Het maakt ons evenwel niet veel wijzer te weten hoeveel blauwe bosbessen we dagelijks zouden moeten innemen om een gunstig hypocholesterolimiërend effect te bekomen. Wel opent het perspectieven om in de toekomst een nutricijn op basis van blauwe bosbessen te ontwikkelen.

Nicolas Guggenbühl

Nicolas Guggenbühl
Diëtist voedingsdeskundige

Referenties :
Yaffe K et al. JAMA 2004;292 :2237-2242.
Esposito K et al. JAMA 2004;292:1440-1446

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés