.
 

Archieven> N°65 > artikel
<< previous next >>

Antioxidantia onder de loep

Aansluitend op de SU.VI.MAX.-studie organiseerde de Division Chemie Alimentaire de la Société Royale de Chemie, in samenwerking met de Grappe Nutrition, onlangs* een eerste wetenschappelijke bijeenkomst waarop de rol van antioxidantia werd toegelicht. Het relaas van de vele debatten…

Door Nicolas Rousseau

" HEALTH & FOOD " nummer 65, Mei/Juni 2004

het artikel drukken

Hoewel de SU.VI.MAX.-studie afgerond is, blijft de voedingswetenschap nog steeds in de ban van dit grootschalig onderzoek. De grootste belangstelling gaat naar de antioxidantia, zowel in verband met bestrijding van kanker als van cardiovasculaire aandoeningen. Een ideale gelegenheid om het brandend actuele onderwerp nog eens onder de loep te nemen. De opzet van de “première journée Alimentation et Santé” van de SRC was onder meer te kijken in welke mate de antioxidatieve eigenschappen van voedingsmiddelen kunnen verbeterd worden en ook hoe de oxidatieve status bij een volwassene gevalideerd en geïnterpreteerd moet worden. De deelnemers aan de bijeenkomst kwamen uit alle sectoren van de voedingssector: uit de voedingsindustrie, instanties voor gezondheidsvoorlichting en onderzoek, universiteiten e.d. Kortom de belangrijkste participanten van de Grappe Nutrition waren voor een lange studiedag samen, omringd door vooraanstaande moderatoren zoals Jean-Oliver Defraigne (ULG), Nathalie Delzenne (UCL) en Claude Deroanne (FUSAGx). Gezien het succes van de ‘eerste dag' werd voor volgend jaar al een datum vastgelegd, 21 oktober 2004, met als onderwerp ‘de alfa en omega van vetten'.

Oxidatieve stress: nuttig en verwoestend

Dr. Joël Pincemail (Ulg) herinnerde eraan dat de vorming van ‘zuurstofrijke actieve bestanddelen' (ZAB) een volkomen natuurlijk proces is en dat deze een essentiële rol vervullen in het lichaam: onder meer bij de doeltreffendheid van apoptose, normale cellulaire proliferatie, regeling van de bloeddruk, normale redoxpotentiaal voor de genexpressie enzovoort. Een te veel aan ZAB daarentegen leidt tot het ontstaan van een pathologische stress, vaak door toedoen van de omgeving of van het lichaam zelf.

Joël Pincemail wijst ook op het samenspel tussen de oxidatie van glucose en de peroxidatie van vetten. Dit verklaart onder meer waarom iemand die aan diabetes lijdt met een hoge glycemische hemoglobine, hoge peroxidatieve vetwaarden heeft, wat gepaard gaat met een groter risico op coronaire aandoeningen.

SOS antioxidanten

Gelukkig beschikt het lichaam over ingenieuze verdedigingsmechanismen, berustend op antioxidatieve bestanddelen, om de kettingreacties veroorzaakt door de aanvallen van de vrije radicale op de zuurstof te verhinderen. Maar dit ingenieus mechanisme heeft zijn beperkingen, in de eerste plaats bij een te veel aan antioxidanten. De aanwezigheid van megadosissen veroorzaakt paradoxaal genoeg precies het tegenovergestelde effect dan wat men eigenlijk verwacht! Voor de aanvoer van antioxidanten zijn we ook geheel aangewezen op onze voeding. Jean Nève (ULB, coördinator van de SU.VI.MAX.-studie) wijst erop dat uit de resultaten van een aantal studies (Val de Marne, SU.VI.MAX.) evenwel blijkt dat onze voeding niet altijd optimaal reageert op de behoefte aan antioxidanten. Deze vermaarde studie toont duidelijk aan dat het toedienen van fysiologische dosissen antioxidanten onder de vorm van tabletten, bij bepaalde risicogroepen (in onderhavig geval mannen omwille van hun beperkte consumptie van groeten en fruit) op significante wijze de totale mortaliteit en het risico op kanker doet dalen.

In het hart van de lipoproteïnen

In verband met cardiovasculaire aandoeningen spitst het onderzoek zich vooral toe op de bescherming van het LDL tegen oxidatie. Zo heeft men momenteel, aldus nog prof. Yvon Carpentier (ULB), een beter inzicht in de werkingsmechanismen van de inflammatoire reacties gepaard gaande met de aantasting van het endotheel, alsook van de receptoren die de geoxideerde LDL herkennen. Hoewel blijkt dat het endotheel gevoelig is voor oxidatie, is de hoeveelheid cholesterol niet noodgedwongen een aanwijzing voor het risico. Als bewijs voor deze vaststelling haalt prof. Carpentier de resultaten van een nog niet afgeronde multi-etnisch onderzoek in Singapore aan, waarin Chinese, Indische en Maltese populaties onderzocht worden. Recentelijk kon uit de studie worden vastgesteld dat hoewel de cholesterolwaarden min of meer vergelijkbaar zijn, de prevalentie van CVA zeer uiteenlopend is en met name bijzonder hoog is bij de onderzochte Indische populatie. Volgens de onderzoekers houdt dit verschil verband met het genotype van de Indiërs dat gunstig is voor de vorming van kleine LDL met hoge densiteit die een uitgesproken atherogeen karakter hebben.

Op de diepte van de oceaan

Vandaar de noodzaak om de oxidatieve status van risicopersonen te versterken. Het onderzoekswerk, uitgevoerd door het team van dr. Jacqueline Marchand (Unité de Chimie organique et médicinale, UCL) komt in dit opzicht goed gelegen. Ze onderzoeken met name het potentieel effect van nieuwe bioluminescente maritieme bestanddelen, gebaseerd op het coëlenterazine/coëlenteramine systeem. De oxidatieve afbraak het coëlenterazine (of het gelijkaardige imidazolpyrazinone) produceert coëlenteramine (of het overeenkomstig aminopyrazine) dat op zijn beurt zeer krachtige antioxidatieve eigenschappen bezit.

Zeer recente studies tonen aan dat deze moleculen afkomstig uit de bodem van de zee, via een trapsgewijze oxidatieve werking, een bijzonder interessante oxidatieve bescherming kunnen bieden aan de LDL. Deze bestanddelen zouden onder medicamenteuze vorm beschikbaar kunnen komen. Maar de weg van de zeebodem naar de apotheek is nog met heel veel hindernissen geplaveid.

Op alle niveaus

De eerste hindernis is wellicht van natuurlijke aard, zoals Nicolas Guggenbühl (Institut Paul Lambin) poogde aan te tonen. Eraan herinnerend dat antioxidanten zich in alle vakken van de voedingsdriehoek bevinden, gaande van groene thee (rijk aan flavonoïden) tot fenolen (rode wijn, vruchtensappen, groenten of donkere bieren), zonder het krachtig antioxidatief arsenaal, al te vaak miskend, van de volle graanproducten uit het oog te verliezen. Een andere groep van levensmiddelen die omwille van hun antioxidatieve eigenschappen meer uit de schaduw zouden moeten treden zijn de droge groenten. De hoeveelheid flavonoïden die ze per 100 g bevatten is te vergelijken met wat in 1 kg sinaasappelen aanwezig is! Uiteraard mag het enorme antioxidatief potentieel van het geel-oranje-rood fruit op het lijstje niet ontbreken. Ze bevatten meer dan 600 carotenoïde bestanddelen: de polyfenolen in rozijnen en appelen, de anthocyanen in klein rood fruit. In tegenstelling met een diepgewortelde misopvatting zijn antioxidanten zowel in de rauwe producten (vitamine C) als in de gekookte producten (carotenoïden) actief.

Voor alle producten van plantaardige oorsprong moeten de antioxidatieve eigenschappen herbekeken worden. Voor sommige producten zijn de eigenschappen vooral in de bladeren terug te vinden, voor andere in de schil, in de stengels of in de bloemen: dit bevestigt de ‘natuurlijke complexiteit' van het plantenrijk. Hoewel ze maar met mondjesmaat mogen ingenomen worden, zijn ook oliën een bron van antioxidanten, in het bijzonder olijfolie extra vierge. Mag er tenslotte van een Belgische paradox gesproken worden wanneer men het over antioxidatief potentieel van chocolade heeft? De laatste studies in dit verband wijzen op het ‘aspirine-effect' van de fenolen aanwezig in cacao, hoewel chocolade voor alle consumenten op deze aardbol uiteraard in de restgroep van de voedingsdriehoek thuishoort…

Wettelijke aspecten

Wanneer over het gebruik van voedingssupplementen gesproken wordt, moet onvermijdelijk ook het wettelijk aspect bekeken worden. Meester Semail, advocaat bij Keller en Heckman (een bureau gespecialiseerd in wetgeving aangaande voeding en medicatie) stelt dat hier nog heel wat vooruitgang kan geboekt worden, in het bijzonder aangaande het gebruik van planten. Zo is het absoluut noodzakelijk om kwalitatief zeer hoogstaande controles uit te voeren en zeer goed omschreven richtlijnen uit te werken. Er moet dringend werk gemaakt worden om de plantentelers te informeren en hen bij te scholen. Ook de gebruikte voedselclaims moeten correct gebruikt worden, er wordt veel ‘losser' mee omgesprongen dan met de claims die voor voedingsmiddelen en –stoffen worden gebruikt. Meester Semail wijst nog op het belang van een betere nutritionele vorming van de artsen in het algemeen en de nood aan een specifieke opleiding, minstens voor een deel onder hen, in verband met botanica en actieve bestanddelen uit planten. Pas dan zal de patiënt op een correcte wijze kunnen geïnformeerd worden, de patiënt die een zeer ‘beïnvloedbare' consument is.

Dr. Kirsch (Keller en Heckman) stipt verder nog aan dat op juridisch vlak, al is er door de invoering van Directieve 2002/46/CE reeds aanzienlijke vooruitgang geboekt, door het ontbreken van een harmonisatie betreffende de maximale beperkingen aangaande vitamines en mineralen en de regelgeving betreffende het gebruik van andere bestanddelen met nutritionele of fysiologische werking, het vrij verkeer van voedingssupplementen tussen de Europese Lidstaten nog steeds moeilijkheden zal opleveren. Overigens, zelfs al zijn de onderhandelingen omtrent de voedselclaims nog niet helemaal rond, riskeert de vrij agressieve berichtgeving in verband met de heilzame werking van de voedingssupplementen, gelukkig maar, in de toekomst ernstig aan banden te worden gelegd.

En de toekomst?

Het slotwoord is voorbehouden voor Jean Nève. Op basis van epidemiologische en interventiestudies, in het bijzonder de toonaangevende SU.VI.MAX-studie, wijst hij op de absolute noodzaak om de inname van antioxidantia bij volwassenen te optimaliseren. De mediterrane voeding van de jaren 60 is zonder twijfel het schoolvoorbeeld om hieraan te voldoen. Het toepassen van dergelijke voeding is beslist minder moeilijk als gedacht wordt. Ondertussen moet het wetenschappelijk onderzoek verder gezet worden en is de intrede van functionele voedingsmiddelen zeker een stap in de goede richting voor de voeding van morgen, al moet er dringend een Europese regelgeving in verband met deze producten worden uitgewerkt. Volgens Jean Nève zal in de toekomst de aandacht niet enkel op voedingsmiddelen moeten worden toegespitst, maar zal het belang van voedingssupplementen toegediend in ‘nutritionele' dosissen, zeker bij bepaalde doelgroepen, in de toekomst aan belang winnen. De boodschap voor de consument van morgen luidt: wil u niet ten prooi vallen van ‘mentale orthorexie' wees dan niet obsessioneel begaan met uw voeding…

Nicolas Rousseau,
Diëtist-voedingsdeskundige

* Première Journée Alimentation et Santé: “Le Rôle des Antioxydants”, Arsenal, Namur, 1 avril 2004.

hoog van bladzijde

<< previous

Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés