.
 

Archieven> N°103 > @rtikel
article précédent image suivante

Hyper eiwitrijke maaltijden en verzadigingsgevoel

Een eiwitrijke voeding heeft anorexigene eigenschappen en bevordert het verlies van vetmassa. Het verzadigingsgevoel wordt in de hypothalamus door complexe hormonale reacties geregeld.

Tal van studies hebben aangetoond dat eiwitten macronutriënten zijn die een invloed hebben op het verzadigingsgevoel. Ze leiden tot gewichtsverlies en dit met behoud van de droge lichaamsmassa. Maaltijden met een relatief hoge eiwitten/koolhydratenverhouding zorgen voor een verhoogd verzadigingsgevoel de beperken de inname van voedsel. Dergelijk dieet kan doeltreffend zijn in het kader van een vermageringsdieet waarbij gewichtsverlies via verzadiging, thermogenese en herverdeling van de ingenomen energie beïnvloed wordt. Eiwitten bevorderen de afgave van anorexigene tussenproducten zoals cholecystokinine, glucagon-like peptide-1 of het YY-peptide. Het vervangen van koolhydraten door eiwitten in een vetarm dieet, vermindert de insulinemie- en glycemierespons, wat de oxidatie van de vetten bevordert.

Een hormonale stortvloed

Sinds het einde van de jaren negentig is geweten dat eiwitten een belangrijke rol spelen bij het verzadigingsgevoel. Ze verlagen, in vergelijking met koolhydraten of vetten, op een meer uitgesproken wijze de hoeveelheid ingenomen energie en de eetlust tijdens de postprandiale periode. Wetenschappers halen diverse mechanismen aan om de hiërarchie binnen deze macronutriënten te verklaren. Eén ervan is de verhoogde capaciteit van eiwitten om de thermogenese en de neoglucogenese in het maagdarmstelsel te bevorderen. Het maagdarmstelsel maakt hormonen aan die betrokken zijn bij de regeling van de eetlust in het centraal zenuwstelsel. Het glucagon-like peptide-1 (GLP-1) wordt door de L-cellen van het distaal gedeelte in de dunne darm afgescheiden als reactie op een aanvoer van energie. Het cholecystokinine komt vrij ter hoogte van de twaalfvingerige darm en is mogelijk betrokken bij de mechanismen die de behoefte om te stoppen met eten induceren. Deze rol blijft evenwel een controversieel punt. Het ghreline is een orexigeen hormoon (stimuleert de eetlust) dat door de oxyntische cellen in de maag wordt gesynthetiseerd. De aanmaak ervan wordt afgeremd door de inname van voedsel. De synthese van deze hormonen blijkt deels verband te houden met de aanwezigheid van bepaalde macronutriënten. Dit verklaart mogelijk de vastgestelde verschillen bij de inname van eiwitten, vetten en koolhydraten met betrekking tot het verzadigingsgevoel. De inname van het soort eiwit zou eveneens een invloed hebben op de postprandiale prikkel, welke verschilt naargelang in het dieet een eiwithydrolysaat, caseïne of albumine is verwerkt.

Een recente studie

Een Australische studie, waarvan de resultaten in 2006 werden gepubliceerd, onderzocht de hormonale respons van diverse diëten. Het opzet van de studie was het effect van verschillende eiwitpreparaten (sojaeiwit, gluten en wei-eiwit hydrolysaat), toegediend onder vloeibare vorm, te vergelijken met subjectieve en objectieve eetlustmarkers en het gehalte aan ghreline, GLP-1 en cholecystokinine in het bloed. De vorsers onderzochten eveneens het effect van deze eiwitten op het lichaamsgewicht bij mannelijke proefpersonen. Hun BMI was hoger dan 20 kg/m² en hun leeftijd varieerde tussen 20 en 65 jaar. De proefpersonen werden in twee groepen ingedeeld met een BMI hoger of lager dan 25 kg/m² als criterium. De plasmatische wijzigingen van het ghreline, insuline, cholecystokinine en het GLP-1, alsook de energieopname waren gelijklopend voor de verschillende eiwitpreparaten (soja, gluten, wei). Wanneer glucose werd ingenomen, waren bedoelde hormonale bloedwaarden evenwel verschillend. Dit doet vermoeden dat eiwitten een groter effect hebben op de aanmaak van aangehaalde hormonen in vergelijking met glucose.

De studie toonde ook aan dat bij de obese proefpersonen (BMI hoger dan 25 kg/m²) de nuchtere en postprandiale GLP-1 waarden hoger waren. Op basis van subjectieve bevraging bleek dit geen invloed te hebben op het hongergevoel. De vastgestelde verschillen tussen de macronutriënten (eiwitten vs glucose) zijn onafhankelijk van het gewicht van de onderzoekspopulatie. De verschillen in energieopname in functie van het soort ingenomen eiwit, konden in andere onderzoeken niet worden bevestigd. Wellicht is de toedieningswijze van de eiwitten (in de Australische studie onder vloeibare vorm, in de overige studies onder vaste vorm) een mogelijke verklaring hiervoor. Het is dus mogelijk dat de vorm van toediening (vloeibaar of vast) aanleiding geeft tot een verschillende postprandiale respons, met name door de snelheid van vertering en absorptie van de ingenomen voedingsmiddelen. De resultaten doen ook vermoeden dat het sterker verzadigingsgevoel na de inname van eiwitten in vergelijking met koolhydraten, deels kan verklaard worden door de partiële onderdrukking van de aanmaak van ghreline. Dergelijke vermindering van het orexigeen signaal vermindert mogelijk het hongergevoel of stelt de behoefte om opnieuw voedsel in te nemen uit. De aanmaak van GLP-1 blijkt langer te duren door de inname van eiwitten in vergelijking met glucose. Het profiel van de cholecystokinine-aanmaak is vergelijkbaar met die van het GLP-1. Ook deze aanmaak blijft langer duren wanneer eiwitten ingenomen worden dan wel glucose.

Om minder honger te hebben

Dat eiwitten een rol spelen bij het verzadigingsgevoel weet men sinds een twaalftal jaren. Ze stimuleren de aanmaak van anorexigene hormonen, waarvan het GLP-1, het cholecystokinine en het YY peptide de meest bekende zijn. Bij het vergelijken van de inname van diverse eiwitbronnen ten aanzien van glucose, blijkt dat de aanmaak van cholecystokinine en GLP-1 langer aanhoudt na inname van eiwitten dan glucose. Na verloop van tijd is het hormonaal aanmaakprofiel gelijklopend. De onderdrukking van de aanmaak van ghreline verklaart wellicht voor een deel het sterker verzadigingsgevoel na de inname van eiwitten in vergelijking met glucose. Kortom, wie eiwitten eet, heeft minder honger.

Alexandre Dereinne, diététicien

Références:

Bowen J et al. Appetite Regulatory Hormone Responses to Various Dietary Proteins Differ by Body Mass Index Status Despite Similar Reductions in ad Libitum Energy Intake. J Endocrinol Metab 2006: 91; 2913 – 2919.


Google

Web
H&F.be
 

 

© Health and Food est une publication de Sciences Today - Tous droits réservés